ECLI:NL:CBB:2020:425
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van betalingsrechten onder het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid met betrekking tot perceel 68
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 juni 2020, zaaknummer 19/1390, staat de herziening van de betalingsrechten voor het jaar 2017 centraal. Appellant, een agrariër, had verzocht om uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetalingen, maar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had in eerdere besluiten de subsidiabele oppervlaktes van de percelen vastgesteld. Na een eerdere uitspraak van het College op 30 juli 2019, waarin het beroep tegen het eerste besluit gegrond werd verklaard, heeft de minister een nieuw besluit genomen. Dit nieuwe besluit, dat de betalingsrechten voor perceel 68 betreft, werd door appellant betwist.
Het College heeft in deze uitspraak de toepassing van de 2% marge beoordeeld, die volgens de Europese regelgeving van toepassing is bij het vaststellen van subsidiabele oppervlaktes. Appellant stelde dat de minister deze marge niet correct had toegepast, maar het College oordeelde dat de minister de marge juist had toegepast. Het College concludeerde dat er geen duidelijke veranderingen waren in de subsidiabele oppervlakte van perceel 68, en dat de minister niet verplicht was om de oppervlakte aan te passen. De beroepsgronden van appellant werden ongegrond verklaard, en het College bevestigde dat de eerdere uitspraak over de andere percelen niet opnieuw aan de orde kon komen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor landbouwers om wijzigingen in percelen goed te onderbouwen, en bevestigt dat de 2% marge een belangrijke rol speelt in de beoordeling van subsidiabele oppervlaktes. Het College verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.