Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 mei 2017 in de zaak tussen
Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante
de staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
mr. J.C.M. Damming. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Overwegingen
Definities en aanverwante bepalingen
Betalingsrechten
1. In het kader van de basisbetalingsregeling wordt steun beschikbaar gesteld voor landbouwers:
a) die in het kader van deze verordening betalingsrechten verwerven (…);
(…)
(…)
Activering van betalingsrechten
Aangifte van subsidiabele hectaren
17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (Verordening 1306/2013) luidde ten tijde en voor zover van belang als volgt:
Systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond
Toetsing aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden en eventuele verlagingen
c) voorschriften voor de uitvoering van controles op de nakoming van verplichtingen en op de juistheid en volledigheid van de informatie in de steunaanvraag of betalingsaanvraag, waaronder voorschriften betreffende de meettoleranties voor de controles ter plaatse;
(6) Ook zijn er aanvullende regels nodig voor het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen dat de lidstaten overeenkomstig artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten toepassen. Volgens dat artikel moet daarbij worden gebruikgemaakt van technieken op basis van een geautomatiseerd geografisch informatiesysteem (GIS). Verduidelijkt moet worden aan welke basiseisen en welke kwaliteitsnormen het systeem dient te voldoen en welke specifieke informatie in het GIS beschikbaar moet zijn om doeltreffende administratieve kruiscontroles te waarborgen. Met het oog daarop moet het identificatiesysteem voor landbouwpercelen regelmatig worden bijgewerkt teneinde apert niet-subsidiabele kenmerken en arealen uit te sluiten. Om te voorkomen dat het systeem onstabiel wordt, moet de lidstaten echter voldoende flexibiliteit worden geboden ten aanzien van kleine veranderingen van het subsidiabele maximumareaal die terug te voeren zijn op onzekerheden over de foto-interpretatie, onder meer als gevolg van de omtrek en de conditie van de referentiepercelen.
Definities
(…)
(25) „referentieperceel”: een geografisch begrensd areaal met een in het systeem voor de identificatie van de percelen landbouwgrond als bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 geregistreerde unieke identificatie;
Identificatie van de landbouwpercelen
De lidstaten bakenen het referentieperceel zo af dat het meetbaar is, de unieke en eenduidige lokalisering van elk jaarlijks aangegeven landbouwperceel mogelijk maakt en, in beginsel, stabiel is in de tijd.
(…)”.
Artikel 28
c) door de in de verzamelaanvraag en/of betalingsaanvraag aangegeven landbouwpercelen te vergelijken met de informatie in het systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen per referentieperceel overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 640/2014 om na te gaan of de arealen als zodanig in aanmerking komen voor de regeling inzake rechtstreekse betalingen (…);
Artikel 2.1. Bevoegdheden minister
Appellante stelt dat verweerder de subsidiabele oppervlakte van haar percelen 0,21 ha te klein heeft vastgesteld en dat verweerder de resultaten van het door haar overgelegde GPS-rapport van Kavel 10 had moeten overnemen. Deze onjuiste vaststelling van de subsidiabele oppervlakte resulteert tevens in een te lage vaststelling van haar betalingsrechten. Appellante betoogt dat verweerder artikel 5, derde lid, van Verordening 640/2014 onjuist toepast. Onder verwijzing naar punt 6 van de considerans van Verordening 640/2014 voert zij aan dat dit artikel is bedoeld om te voorkomen dat het systeem te rigide is. Het geeft verweerder ruimte maar is niet beperkend bedoeld. Dit artikel geeft verweerder niet de bevoegdheid om uit te gaan van het referentieperceel en geen actie te ondernemen indien het verschil tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlakte kleiner is dan de in het artikel genoemde 2%-marge. Daarnaast stelt appellante dat, voor zover verweerder taluds heeft uitgezonderd van de subsidiabele oppervlakte, dit onjuist is, omdat taluds niet staan genoemd als niet subsidiabele oppervlakte in artikel 2.10 van de Uitvoeringsregeling en zij deze oppervlaktes voor landbouwactiviteiten gebruikt. Zij stelt tot slot dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.