ECLI:NL:CBB:2020:389
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- I.M. Ludwig
- J.M.M. van Dalen
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juni 2020, in de zaak tussen VOF Melkveebedrijf [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, staat de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister, waarbij zij stelde dat het stelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het College oordeelt dat het betoog van appellante faalt. De appellante had niet aannemelijk gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College wijst erop dat appellante haar beslissing om uit te breiden naar 380 melk- en kalfkoeien en 215 stuks jongvee heeft genomen zonder de vereiste omgevingsvergunning milieu te bezitten op de peildatum. Dit maakt haar beslissing niet navolgbaar. Het College benadrukt dat appellante, gezien de investeringen die zij heeft gedaan, een zekere mate van voorzichtigheid had moeten betrachten, vooral in het licht van de onzekere periode voorafgaand aan de afschaffing van het melkquotum. Het College concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 1 van het EP, maar dat het besluit in beroep niet deugdelijk gemotiveerd was. Desondanks wordt het beroep ongegrond verklaard, en wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van appellante.