ECLI:NL:CBB:2020:230
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechten en de beoordeling van individuele en buitensporige lasten in de melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 april 2020, zaaknummer 18/2088, staat de vaststelling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een melkveebedrijf, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 6.411 kg. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EP) en dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt door de toepassing van dit stelsel. Het College overweegt dat, hoewel appellante financieel geraakt wordt door het fosfaatrechtenstelsel, dit niet automatisch betekent dat er sprake is van een individuele en buitensporige last. Het College wijst erop dat de beslissing van appellante om haar bedrijf uit te breiden een ondernemersbeslissing is, waaraan risico's zijn verbonden. De uitbreiding van het aantal melk- en kalfkoeien en jongvee is niet goed navolgbaar gezien de omstandigheden waaronder deze beslissing is genomen, vooral met het oog op de aangekondigde productiebeperkende maatregelen. Het College concludeert dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 1 van het EP, maar dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd met betrekking tot de individuele en buitensporige last. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar appellante krijgt haar griffierecht terugbetaald en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten.