In deze zaak heeft appellante, een melkveebedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht voor haar bedrijf werd vastgesteld. Appellante stelt dat het fosfaatrechtenstelsel voor haar een individuele en buitensporige last vormt, en beroept zich op een rapport dat de bedrijfseconomische effecten van het stelsel in drie scenario's doorrekent. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat het rapport op onjuiste premissen steunt en verklaart het beroep ongegrond. De gebrekkige motivering van het bestreden besluit leidt echter tot een proceskostenveroordeling. Het College overweegt dat de invoering van het fosfaatrechtenstelsel noodzakelijk is voor het reguleren van de fosfaatproductie en dat appellante niet kan aantonen dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt in vergelijking met andere melkveehouders. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke motivering van besluiten en de gevolgen daarvan voor proceskosten. Het College veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.281,53 bedragen.