Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2020 in de zaken tussen
V.O.F. [naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
OverwegingenDe Regeling
Het wijzigingsbesluit
Het beroepKnelgevallenregeling
Ongeacht van welke alternatieve peildatum wordt uitgegaan, voldoet appellante niet aan de 5%-voorwaarde, omdat er sprake is van een stijging van het aantal GVE op de peildatum van 2 juli 2015 (139,09). Alleen al hierom kan een beroep op de knelgevallenregeling niet slagen. Voor zover appellante betoogt dat zij in 2014 19 melkkoeien meer heeft moeten afvoeren en dat zonder deze afvoer wel aan de 5%-voorwaarde wordt voldaan, kan dit betoog ook niet slagen. Zoals het College eerder heeft geoordeeld – onder meer in de uitspraken van 13 november 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:598) en (ECLI:NL:CBB:2018:599) – biedt de knelgevallenregeling verweerder niet de mogelijkheid rekening te houden met beoogde, maar niet gerealiseerde groei van de veestapel. Dit betekent dat de door appellante gemelde bijzondere omstandigheid geen knelgeval is als bedoeld in artikel 12 van de Regeling.
Het betoog slaagt niet.
ECLI:NL:CBB:2019:246 (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2019:246)).
Appellante hield op 2 juli 2015 113 melkkoeien, 31 pinken en 42 kalveren.
Tot slot heeft appellante een rapport van Countus adviseurs en accountants van 20 december 2017 overgelegd
.Dit rapport gaat voornamelijk over de omvang van de aardbevingsschade en voor wiens rekening de schade komt. Uit het rapport kan niet worden afgeleid dat de continuïteit van het bedrijf van appellante in gevaar komt
.Daarbij komt dat het hier gaat om opgelegde heffingen van in totaal € 5.061,- en een toegekende bonusgeldsom van € 549,-.
Het betoog faalt.
Slotsom
Beslissing
22 december 2020.