Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2019 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een stille maatschap die een gemengd bedrijf exploiteerde. De appellante, die haar varkenstak had beëindigd en zich richtte op de melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister. De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op 6.299 kg, waarbij een generieke korting van 8,3% was toegepast. Appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel haar eigendomsrecht aantastte en dat zij een individuele en buitensporige last ondervond door de omschakeling van haar bedrijf. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last op haar legde. Het College verwees naar eerdere uitspraken en oordeelde dat appellante, door haar bedrijf uit te breiden zonder bedrijfseconomische noodzaak, zelf verantwoordelijk was voor de risico's die zij nam. De uitspraak concludeerde dat het bestreden besluit niet in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar het College bepaalde dat het door appellante betaalde griffierecht moest worden vergoed en dat verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld.