Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2019 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1.772 vleesvarkens. De vergunning in het kader van de Wet milieubeheer (revisievergunning) is verleend in december 2008 voor dezelfde aantallen dieren. De financieringsovereenkomst voor de bouw van de jongveestal en de aankoop van de stalinrichting heeft appellant gesloten in februari 2009. De jongveestal was eind 2009 gereed. Appellant heeft in 2008 een ruilovereenkomst gesloten met de gemeente ter verkrijging van ruim 3,5 ha extra landbouwgrond. Appellant is uit hoofde daarvan € 112.500,- verschuldigd, waarvoor hij in juni 2009 nog een financieringsovereenkomst is aangegaan. Appellant heeft in 2014 een omgevingsvergunning milieu aangevraagd en verkregen in verband met het voornemen een luchtwasser aan te schaffen. Appellant heeft vervolgens de jongveestal aangepast.
[naam 4] -rapport heeft appellant in de jaren 2016 en 2017 nog steeds minder dieren gehouden dan aanwezig op de peildatum of op de alternatieve peildatum, 1 maart 2012. De dierziekte heeft, zoals toegelicht ter zitting, nog jaren na 2011 effect gehad. Dit heeft tot in 2018 geduurd, wat aanleiding is geweest voor verleasing van fosfaatrechten. Verweerder heeft erop gewezen dat appellant, uitgaande van de Gecombineerde Opgave 2019 met de gegevens per april 2019, ook dit jaar te maken zal krijgen met een onderschrijding. Het is dan ook de vraag of appellant minder dieren houdt dan waarvoor hij investeringen heeft gedaan ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel. Voor zover er, zoals appellant stelt, inmiddels meer dieren zijn op het bedrijf, geeft dit geen aanleiding voor een ander oordeel.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en stelt het fosfaatrecht van appellant vast op 4.007 kg;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170,- aan appellant te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van