ECLI:NL:CBB:2019:429
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechtenstelsel door melkveebedrijf en de beoordeling van individuele en buitensporige lasten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveebedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante, een melkveehouder, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 11.242 kilogram. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, vooral omdat zij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum en de invoering van het fosfaatrechtenstelsel. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij onevenredig was getroffen door het stelsel. Het College wees erop dat appellante vanaf het moment dat bekend werd dat het melkquotum zou worden afgeschaft, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat een ongeremde groei van de melkveehouderij niet mogelijk was. De keuze van appellante om haar veestapel geleidelijk te laten groeien, viel voor haar rekening. Het College concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de situatie van appellante onderscheidden van andere melkveehouders, en dat de financiële last die zij ondervond niet als een individuele en buitensporige last kon worden aangemerkt. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard.