ECLI:NL:CBB:2019:349
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Herberekening bedrijfstoeslag en subsidiabiliteit van landbouwgrond
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 augustus 2019, zaaknummer 18/198, staat de herberekening van de bedrijfstoeslag voor het jaar 2014 centraal. Appellant, een agrariër, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die de bedrijfstoeslag had herberekend op basis van gewijzigde gegevens. Het primaire besluit, genomen op 5 juli 2017, leidde tot een aanzienlijke verlaging van de toeslag, omdat de opgegeven percelen 5 en 6 niet als subsidiabele landbouwgrond werden aangemerkt. De minister stelde dat deze percelen niet overwegend voor landbouwdoeleinden werden gebruikt, wat in strijd was met de Europese regelgeving.
Tijdens de zitting op 27 mei 2019 heeft appellant betoogd dat de percelen wel degelijk landbouwkundig werden gebruikt en dat de beoordeling van de minister onterecht was. Het College heeft echter geoordeeld dat de minister terecht de percelen als niet-subsidiabel heeft aangemerkt, op basis van luchtfoto's die aantoonden dat de percelen niet voldeden aan de vereisten voor subsidiabiliteit. Het College heeft ook overwogen dat de termijn voor terugvordering van de toeslag niet was verjaard, aangezien het primaire besluit binnen de wettelijke termijn was genomen.
Het College heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar heeft wel vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. Dit leidde tot een schadevergoeding van € 500,- voor appellant, evenals een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om binnen redelijke termijnen te handelen en de gevolgen van overschrijding van deze termijnen voor de betrokken partijen.