In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de oplegging van bestuurlijke boetes door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aan [naam 3] voor overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming. De zaak betreft twee boetes die ACM had opgelegd voor het niet naleven van de terugbetalingsverplichting en de informatieverplichting op de website van [naam 3]. Het College bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, maar vernietigt de boete van € 120.000,-- wegens de overtreding van de terugbetalingsverplichting, omdat ACM niet bevoegd was om handhavend op te treden ten aanzien van deze overtreding. Het College oordeelt dat de laatst geconstateerde overtreding van de terugbetalingsverplichting plaatsvond op 24 april 2015, en dat ACM op dat moment niet bevoegd was om te handhaven. De rechtbank had eerder geoordeeld dat ACM in strijd met het gelijkheidsbeginsel had gehandeld door [naam 3] niet te waarschuwen, terwijl andere webwinkels dat wel waren. Het College onderschrijft deze conclusie en oordeelt dat ACM niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van haar bevoegdheid om een boete op te leggen. Het hoger beroep van [naam 3] is gegrond, terwijl het hoger beroep van ACM ongegrond is. Het College vernietigt het besluit van ACM van 28 september 2016 en veroordeelt ACM in de proceskosten van [naam 3].