In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op de hoger beroepen van [naam 1] B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de oplegging van twee bestuurlijke boetes door de ACM aan [naam 1] voor overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). De eerste boete was voor het niet naleven van de terugbetalingsverplichting na ontbinding van een overeenkomst op afstand, en de tweede voor het niet voldoen aan de informatieverplichting op de website. Het College bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat de boete voor de informatieverplichting terecht was opgelegd, maar vernietigt de boete voor de terugbetalingsverplichting. Het College oordeelt dat ACM niet bevoegd was om handhavend op te treden ten aanzien van de terugbetalingsverplichting, omdat de wetgeving tot 19 juni 2015 niet expliciet de overeenkomst op afstand onder de handhavingsbevoegdheid van ACM bracht. Het College concludeert dat de boete voor de terugbetalingsverplichting onterecht was en vernietigt deze. De uitspraak benadrukt het belang van het legaliteitsbeginsel en de noodzaak voor bestuursorganen om consistent en rechtvaardig op te treden in handhavingszaken.