In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vennootschap onder firma De Katwinkel en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft een randvoorwaardenkorting van 3% op de rechtstreekse betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) die aan appellante voor het jaar 2013 zijn toegekend. De korting is opgelegd omdat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij een administratieve controle heeft vastgesteld dat appellante de gebruiksnorm voor stikstof uit dierlijke meststoffen in 2013 heeft overschreden met 2.871 kilogram. Appellante heeft tegen het besluit van de minister bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard. Het College heeft vastgesteld dat de minister terecht de korting heeft toegepast, omdat appellante niet heeft voldaan aan de Meststoffenwet en de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Appellante heeft in beroep aangevoerd dat de randvoorwaardenkorting niet voldoende is onderbouwd en dat er sprake is van een ongeoorloofd lange periode tussen de controle en de mededeling van de resultaten. Het College heeft deze argumenten verworpen en geoordeeld dat de minister de korting terecht heeft opgelegd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de overschrijding niet aan de minister kan worden toegerekend. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en de minister is veroordeeld in de proceskosten van appellante.