ECLI:NL:CBB:2018:516
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de melkveefosfaatreferentie onder de Wet verantwoorde groei melkveehouderij en de bescherming van eigendom
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 oktober 2018, in de zaak tussen de Maatschap gebroeders [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, werd de melkveefosfaatreferentie (MVFR) van appellante vastgesteld op 0 kg fosfaat. Appellante, die een melkveehouderij exploiteert, betwistte deze vaststelling en voerde aan dat de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Wvgm) in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP), dat het recht op ongestoord genot van eigendom waarborgt. De appellante stelde dat de MVFR 2013 leidde tot een individuele en buitensporige last, en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met haar vergunde aantal dieren en de bijzondere omstandigheden van haar bedrijf.
Het College oordeelde dat het stelsel van de Wvgm niet in strijd is met het EP, omdat er een redelijke mate van evenredigheid bestaat tussen de doelstellingen van de wet en de maatregelen die zijn genomen. Het College concludeerde dat de MVFR 2013 niet leidt tot een individuele en buitensporige last voor appellante, omdat zij niet had aangetoond dat haar situatie afwijkt van die van andere melkveehouders. De appellante had niet voldoende bewijs geleverd dat de vastgestelde MVFR haar bedrijf onevenredig benadeelde. Het College oordeelde dat de besluiten van verweerder, ondanks enkele motiveringsgebreken, in stand konden blijven. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, maar verweerder werd wel verplicht het griffierecht aan appellante te vergoeden.