In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan appellante, een pluimveehouderij, wegens overtredingen van de Transportverordening en de Regeling dierenvervoer 2007. De staatssecretaris van Economische Zaken had een boete van € 1.500,- opgelegd omdat tijdens een controle op 28 april 2014 door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) was vastgesteld dat kuikens bekneld zaten in de transportcontainers, wat leidde tot onnodig lijden en letsel. Appellante betwistte de overtreding en stelde dat de beknellingen ook tijdens het transport konden zijn ontstaan, maar het College oordeelde dat de beknellingen alleen tijdens het laden konden zijn ontstaan. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar het College vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep alsnog gegrond. Het College oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de Wet dieren had toegepast op feiten die vóór de inwerkingtreding van deze wet hadden plaatsgevonden. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit werden in stand gelaten, en de staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van appellante en het griffierecht diende te worden vergoed.