In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een boete die was opgelegd aan Varkenshandel [naam] B.V. wegens overtreding van de Transportverordening. De zaak betreft een incident waarbij 11 varkens tijdens transport verwondingen aan de rug opliepen door een te lage laadvloer. De toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) constateerde dat de varkens niet voldoende stahoogte hadden, wat leidde tot de verwondingen. De appellante, Varkenshandel [naam] B.V., betwistte de bevindingen en de opgelegde boete van € 1.500,-. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting werd de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts besproken, die stelde dat de verwondingen typisch waren voor een te lage laadvloer. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de toezichthouder zwaar weegt en dat de appellante niet voldoende bewijs had geleverd om de bevindingen te weerleggen. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de hoogte van de boete niet onevenredig was, gezien de ernst van de overtreding en de eerdere overtredingen van de appellante. Het College concludeerde dat de rechtsbescherming adequaat was en dat er geen schending van het beginsel van 'equality of arms' was.
De uitspraak bevestigt dat de appellante voldoende mogelijkheden had om haar standpunt naar voren te brengen en dat de opgelegde boete in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak werd bevestigd.