Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 maart 2017 in de zaak tussen
de Kamer van Koophandel, verweerster
Procesverloop
appellanten van 13 oktober 2015 om de inschrijving in het handelsregister van de bestuurssamenstelling van de Coöperatieve Woonvereniging [naam 3] ( [naam 3] ), teruggaand tot 12 juli 1996, te rectificeren (het wijzigingsverzoek), afgewezen.
Noord-Nederland op 9 februari 2015 en, na doorzending, bij het College ingekomen op
Overwegingen
6 oktober 2015 (ECLI:NL:CBB:2015:348) de beroepen van appellanten omtrent deze afwijzingen ongegrond verklaard en geoordeeld dat verweerster terecht heeft aangenomen dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen van het besluit van 29 april 2011 en dat zij bevoegd was de verzoeken van appellanten af te wijzen op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb. De verzoeken en bezwaar- en beroepschriften van appellanten zijn voorzien van zeer uitvoerige uiteenzettingen over de gang van zaken rond [naam 3] in (voornamelijk) 1996, waarbij (ernstige) beschuldigingen aan personen en ook aan verweerster worden geuit.
3 januari 1997 onrechtmatig was. Zij hebben gesteld te weten dat verweerster niet bevoegd is dit zelf te onderzoeken, maar aan een commissie bezwaarschriften dan wel de bestuursrechter de beantwoording kan opdragen c.q. overlaten van de rechtsvraag of – samengevat – een ALV (van [naam 3] ) op 18 december 1996 rechtsgeldig was. Dit moet er volgens appellanten toe leiden dat het feitenonderzoek dat uiteindelijk heeft geleid tot de beschikking van de Hoge Raad van 31 januari 2003 wordt heropend, onder verwijzing naar artikel 387 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Op 30 november 2015 hebben appellanten een “bezwaarschrift ex artikel 387 Rv” aan verweerster gestuurd waarin zij hun verzoek hebben herhaald, opnieuw onder zeer uitvoerige herhaling van hun standpunten omtrent de rechtsgeldigheid van de eerdergenoemde bestuurswisselingen en onder het uiten van beschuldigingen aan daarbij betrokken personen en aan verweerster. Zij hebben herhaald (onder punt 13) dat het onderzoek dat tot de beschikking van de Hoge Raad heeft geleid moet worden heropend, ertoe strekkend dat verweerster wordt gelast “het handelsregister te verbeteren”.