Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
,eiser 1,
1.Procesverloop
In het beroepschrift is, onder andere, vermeld dat de grondslag van het beroep de weigering is om tijdig een schriftelijk besluit op bezwaar te nemen.
Met betrekking tot de, na de sluiting van het onderzoek, bij de rechtbank ingekomen nadere stukken van eisers geldt dat deze stukken evenmin aanleiding geven om het onderzoek
2.Overwegingen
in het onderhavige geval de deurwaarder, aan wie door De Middelhorst een vordering op eiser 2 ter incasso in handen is gesteld, op enig moment is opgetreden als persoon met enig openbaar gezag bekleed.
Voor zover eisers met hun beroep (ook) hebben beoogd beroep in te stellen tegen één of meer van de brieven van de deurwaarder, kon dat dus niet, gelet op artikel 8:1 van de Awb.
De Middelhorst als gemachtigde op te treden; en c) zich direct of indirect tot het bestuur en/of de leden van De Middelhorst te richten, op straffe van het betalen van een dwangsom voor iedere overtreding van voormelde verboden -, is de vraag gerechtvaardigd of hier geen sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht is sprake als op grond van bijzondere omstandigheden kan worden vastgesteld dat ten tijde van het instellen van beroep voor de belanghebbende evident was dat van het beroep geen positief resultaat was te verwachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser 1 - veelal samen met eiser 2 - blijft volharden in het instellen van beroep en hoger beroep in de desbetreffende aangelegenheid waarover al meerdere malen door verschillende rechterlijke instanties is beslist (tot de Hoge Raad der Nederlanden aan toe).