In deze zaak hebben appellanten hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin hun beroepen tegen een curatelebesluit van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het curatelebesluit, dat op 2 november 2012 door DNB was genomen, benoemde een curator voor appellante sub 1. Appellanten stelden dat zij schade hadden geleden door het curatelebesluit en dat zij procesbelang hadden bij hun beroep. De rechtbank oordeelde echter dat appellanten geen belang hadden bij hun beroepen, omdat het curatelebesluit nooit in werking is getreden. DNB had het besluit niet bekendgemaakt en het was geschorst en later ingetrokken. Appellanten voerden aan dat zij verplicht waren om hun obligatiehouders te informeren over het curatelebesluit, maar het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de door hen gestelde schade niet het gevolg was van het bestreden besluit. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellanten uit eigen beweging het curatelebesluit bekend hadden gemaakt, waardoor eventuele schade voor hun eigen rekening kwam. De uitspraak werd gedaan op 1 december 2016.