ECLI:NL:RVS:2025:1080

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
202500261/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van de minister van Asiel en Migratie om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 januari 2025 het besluit van de minister om een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, heeft vernietigd. De rechtbank had de minister eerder in de gelegenheid gesteld om een gebrek in het besluit te herstellen, maar de minister heeft aangegeven hiervan geen gebruik te willen maken. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter, heeft in hoger beroep nadere stukken ingediend en een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de informatie in het AIDA-rapport te summier is om te concluderen dat het rechtsmiddel tegen de weigering van opvang niet effectief is. De Afdeling heeft de grief van de minister gegrond verklaard en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan op 14 maart 2025.

Uitspraak

202500261/1/V3.
Datum uitspraak: 14 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 23 december 2024, en haar uitspraak van 9 januari 2025 in zaak nr. NL24.47452 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij tussenuitspraak van 23 december 2024 heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om een aan dat besluit klevend gebrek te herstellen.
Bij brief van 7 januari 2025 heeft de minister kenbaar gemaakt van deze gelegenheid geen gebruik te zullen maken.
Bij uitspraak van 9 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 november 2024 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. de Schutter, advocaat in Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 27 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2647, volgt uit het onder 1 genoemde AIDA-rapport, meer in het bijzonder uit pagina 79, dat er een rechtsmiddel openstaat tegen de weigering van opvangvoorzieningen. De minister betoogt terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de informatie in dat
AIDA-rapport, zonder nadere concretisering, te summier is voor de conclusie dat dit rechtsmiddel niet effectief is. De theoretische mogelijkheid dat een gerechtelijke procedure kan worden stopgezet, omdat de vreemdeling niet kan bewijzen dat aan hem mondeling de toegang tot opvang is geweigerd, is daarvoor naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende.
De door de vreemdeling in hoger beroep overgelegde stukken leiden niet tot een ander oordeel. Uit het "Legal statement on the guarantees of the rights and the risk of human or degrading treatment of vulnerable refugee status holders or asylum seekers returned to Bulgaria" van het Center for Legal Aid Voice in Bulgaria, van 24 december 2024, volgt dat de toegang tot opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten niet gegarandeerd is. Uit de e-mailwisseling tussen VluchtelingenWerk Nederland en het Center for Legal Aid Voice in Bulgaria, van 29 januari 2025, volgt verder dat er geen gevallen bekend zijn waarin een rechtsmiddel is ingesteld tegen een mondelinge weigering van opvangvoorzieningen. Uit de e-mail van het Center for Legal Aid Voice in Bulgaria, van 30 januari 2025, volgt tot slot dat de State Agency for Refugees heeft bevestigd dat er geen rechtszaken aanhangig worden gemaakt tegen de weigering van opvang in Bulgarije. Hoewel deze stukken informatie bevatten over de toegang tot opvangvoorzieningen en het aantal rechtszaken over de weigering daarvan, volgt hieruit niet dat een rechtsmiddel tegen de weigering van opvang niet effectief is.
1.2.    De grief slaagt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
III.      verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.
w.g. De Poorter
voorzitter
w.g. Van Trappen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025
347-1017