ECLI:NL:RVS:2024:182
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- D.I. Schipper
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 17 november 2021. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 27 september 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 januari 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling met meerdere tegenstrijdigheden heeft geconfronteerd tijdens het nader gehoor. De vreemdeling had de gelegenheid om te reageren op deze tegenstrijdigheden, wat voldoet aan de vereisten van artikel 16 van de Procedurerichtlijn. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen voor vreemdelingen in asielprocedures en bevestigt dat de staatssecretaris niet alleen tegenstrijdigheden mag tegenwerpen die tijdens het gehoor zijn geconstateerd. De beslissing van de rechtbank blijft in stand, en de vreemdeling krijgt geen verblijfsvergunning asiel.