ECLI:NL:RVS:2024:182

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
202206072/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
  • D.I. Schipper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen bij besluit van 17 november 2021. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 27 september 2022 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 januari 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling met meerdere tegenstrijdigheden heeft geconfronteerd tijdens het nader gehoor. De vreemdeling had de gelegenheid om te reageren op deze tegenstrijdigheden, wat voldoet aan de vereisten van artikel 16 van de Procedurerichtlijn. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele waarborgen voor vreemdelingen in asielprocedures en bevestigt dat de staatssecretaris niet alleen tegenstrijdigheden mag tegenwerpen die tijdens het gehoor zijn geconstateerd. De beslissing van de rechtbank blijft in stand, en de vreemdeling krijgt geen verblijfsvergunning asiel.

Uitspraak

202206072/1/V3.
Datum uitspraak: 22 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 27 september 2022 in zaak nr. NL21.19421 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 17 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 27 september 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat te Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat uit artikel 16 van de Procedurerichtlijn niet volgt dat de staatssecretaris de vreemdeling alleen tegenstrijdigheden mag tegenwerpen waarmee hij tijdens het nader gehoor is geconfronteerd. De staatssecretaris heeft de vreemdeling in dit geval tijdens het nader gehoor met meerdere tegenstrijdigheden geconfronteerd. De vreemdeling heeft daarnaast met zijn zienswijze de gelegenheid gehad om te reageren op de tegenstrijdigheden die hem in het voornemen zijn tegengeworpen. Daarmee is voldaan aan het vereiste uit artikel 16 van de Procedurerichtlijn dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2024
872-1020