ECLI:NL:RBDHA:2025:24870

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
NL25.11274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardigheid van het relaas en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische jongeman, had op 23 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, na te zijn bedreigd door Al-Shabaab, die zijn vader had vermoord. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 17 februari 2025 afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser over de bedreigingen niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar is niet verschenen op de zitting op 26 november 2025. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat de problemen met Al-Shabaab niet voldoende zijn onderbouwd. Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn medische situatie, waaronder PTSS, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder dit aspect voldoende had meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig waren en dat er geen bewijs was dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade zou lopen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en eiser geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11274

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A. Simicevic),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Peters).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 26 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 2007 en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 23 januari 2023 een asielaanvraag ingediend.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eisers vader is vermoord door Al-Shabaab, omdat hij geen zakat aan hen wilde betalen. Vier weken later werd de neef van eiser vermoord door Al-Shabaab. Eiser werd diezelfde middag gebeld door Al-Shabaab. Al-Shabaab vertelde dat ze eiser hadden willen vermoorden, maar dat zij door een vergissing de neef van eiser hebben gedood. Al-Shabaab bedreigde eiser dat ze hem alsnog gaan vermoorden. Eisers moeder heeft daarna besloten dat eiser het land moest ontvluchten.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De problemen die eiser stelt te hebben met Al-Shabaab heeft verweerder niet geloofwaardig geacht, omdat eiser hierover vage en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
4. Eiser voert daartegen het volgende aan. Verweerder heeft onvoldoende rekening gehouden met de door eiser overgelegde brief van [jeugdhulp] (specialistische jeugdhulp) waarin wordt bevestigd dat eiser lijdt aan PTSS. [1] Verweerder heeft deze brief namelijk alleen betrokken in het kader van uitstel van vertrek, maar hij had deze brief in bredere zin moeten betrekken bij de beoordeling, nu uit de daarin opgenomen informatie immers blijkt waarom eiser op sommige vragen in de gehoren summier antwoord geeft. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt voorts niet dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het medisch advies van MediFirst. Verweerder had een inschatting moeten maken of het gehoor wel zorgvuldig genoeg heeft kunnen plaatsvinden. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard. Bovendien heeft verweerder eiser tijdens het nader gehoor niet geconfronteerd met tegenstrijdige verklaringen over zijn aanwezigheid op zijn vaders begrafenis en het contact met zijn familie. Dit lag wel op de weg van verweerder. Eiser wijst hierbij op WI [2] 2021/3 en de samenwerkingsplicht. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat niet te volgen is hoe Al-Shabaab wist dat eiser op het telefoonnummer van zijn vader te bereiken was, nu eiser daarvoor een verklaring heeft gegeven. Van eiser kan bovendien niet worden verwacht dat hij inzicht geeft in de werkwijze van Al-Shabaab. Eiser merkt ook overigens op dat hij tijdens het nader gehoor meermaals heeft aangegeven dat hij vragen niet goed begreep. Verweerder had hierop moeten inspringen, volgens eiser. Verder heeft verweerder bij het beoordelen of aan eiser uitstel van vertrek moet worden verleend een veelvoud van stukken buiten beschouwing gelaten en daardoor het bestreden besluit op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Daarbij rijst volgens eiser de vraag op welke wijze zijn terugkeer naar Somalië daadwerkelijk uitgevoerd kan worden, nu het hem niet is gelukt om contact te krijgen met zijn familie, hij in Somalië geen sociaal vangnet heeft en niet gegarandeerd kan worden dat eiser bij terugkeer door gebieden moet reizen die niet door Al-Shabaab worden beheerd. Ten aanzien van de veiligheidssituatie in Somalië wijst eiser op het algemeen ambtsbericht Somalië van 2025 en het rapport
Country Guidance: Somaliavan 2 oktober 2025 van EUAA.
De rechtbank overweegt als volgt.
Medisch
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn betoog dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de overgelegde brief van [jeugdhulp] . Uit de brief van [jeugdhulp] van 5 juni 2024 volgt dat de klachten van eiser passen in het beeld van een PTSS en dat daarvoor behandeling is geboden. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat hieruit niet blijkt wat maakt dat eiser niet voldoende zou kunnen verklaren tijdens een gehoor en wat de behandelingen van eiser inhouden. Verweerder heeft in het bestreden besluit dan ook terecht overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat sprake is van medische of psychische belemmeringen, waardoor hij niet kon worden gehoord.
6. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk een inschatting heeft gemaakt of het nader gehoor zorgvuldig heeft kunnen plaatsvinden. Verweerder heeft immers daartoe een advies van MediFirst opgevraagd. Dat verweerder tijdens het nader gehoor onvoldoende rekening zou hebben gehouden met het advies van MediFirst, wordt niet gevolgd. In het advies van 6 maart 2023 heeft MediFirst geconcludeerd dat eiser gehoord kan worden, maar dat bij het horen er rekening mee moet worden gehouden dat eiser emotioneel kan worden wanneer gebeurtenissen uit het verleden ter sprake komen. Gelet daarop is geadviseerd om de spanning niet te hoog te laten oplopen, extra pauzes in te lassen tijdens het gehoor en een glaasje water aan eiser aan te bieden. Uit het rapport van nader gehoor blijkt dat tijdens het gehoor twee keer aan eiser een glaasje water is aangeboden toen hij emotioneel werd, dat er meermaals aan hem is gevraagd of hij een pauze wenst en dat twee keer een pauze is gehouden. Gelet hierop heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende rekening gehouden met het MediFirst-advies bij het horen van eiser.
7. De rechtbank stelt verder vast dat eiser twee dagen voorafgaand aan de zitting zijn medisch dossier heeft geüpload in het digitale dossier, zonder enige toelichting of begeleidend schrijven. Nu eiser ook niet ter zitting is verschenen, is het de rechtbank niet duidelijk wat eiser met dit document heeft willen aanvoeren.
Geloofwaardigheid van het asielrelaas
8. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaringen van eiser over de manier waarop Al-Shabaab hem wist te bereiken vaag zijn. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat niet te volgen is dat Al-Shabaab wist dat eiser te bereiken was op het telefoonnummer van zijn vader, nadat eisers vader door Al-Shabaab was vermoord. De uitleg die eiser hiervoor in de zienswijze naar voren heeft gebracht, heeft verweerder niet voldoende inzichtelijk hoeven vinden. Verweerder heeft daarbij kunnen overwegen dat niet aannemelijk is dat eiser het telefoonnummer waarop zijn vader is bedreigd nog in gebruik nam en dat eveneens niet aannemelijk is dat Al-Shabaab eiser pas belt nadat de vergismoord was gepleegd.
9.
Verweerder heeft terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn kennis over de bezoeken van Al-Shabaab aan de winkel van zijn vader. In het bestreden besluit heeft verweerder op goede gronden overwogen dat enerzijds uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij in de winkel aanwezig was tijdens de bezoeken van Al-Shabaab en kon horen wat er gezegd werd, terwijl eiser anderzijds heeft verklaard dat hij niet veel kon horen. De verklaring uit eisers zienswijze dat hij achteraf van zijn moeder heeft gehoord wat Al-Shabaab tegen zijn vader zou hebben gezegd, heeft verweerder terecht als derde, tegenstrijdige verklaring aangemerkt. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn aanwezigheid bij de begrafenis van zijn vader. Anders dan eiser meent, heeft verweerder wel degelijk eiser met deze tegenstrijdigheid geconfronteerd tijdens het nader gehoor. [3] Daarnaast heeft verweerder terecht tegengeworpen aan eiser dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over of hij nog contact met zijn familie heeft gehad na de begrafenis van zijn vader. Eiser heeft namelijk enerzijds verklaard dat hij wel contact met hen had en anderzijds dat hij geen contact meer had. Weliswaar is eiser tijdens het nader gehoor niet met deze tegenstrijdigheid geconfronteerd, maar door eiser met deze tegenstrijdigheid in het voornemen te confronteren is eiser in de gelegenheid gesteld om in zijn zienswijze hierop te reageren. Nu eiser in de gelegenheid is gesteld om uitleg te geven, is geen sprake van een schending van artikel 16 van de Procedurerichtlijn. Verweerder heeft in het verweerschrift in dat kader terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2024. [4]
10. Voor zover eiser betoogt dat tijdens het gehoor sprake was van een communicatieprobleem met de hoormedewerker en de tolk, wordt overwogen dat hiervan niet is gebleken. Uit het rapport van nader gehoor blijkt weliswaar dat eiser meermaals heeft gevraagd om herhaling van een gestelde vraag, maar dit is onvoldoende voor de conclusie dat eiser de tolk niet goed heeft kunnen begrijpen. De door eiser gegeven antwoorden sluiten namelijk wel aan op de aan hem gestelde vragen. Ook heeft verweerder in het bestreden besluit er terecht op gewezen dat eiser meermaals bevestigend heeft geantwoord op de vraag of hij de tolk goed kon begrijpen en dat uit de correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor ook niet volgt dat eiser de tolk niet of moeilijk heeft begrepen.
Uitstel van vertrek
11. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat aan eiser geen uitstel van vertrek om medische redenen wordt verleend. Daarbij heeft verweerder alle door eiser overgelegde medische stukken betrokken. Verweerder heeft terecht overwogen dat uit deze stukken niet is gebleken waarom de behandelingen die eiser krijgt in de weg staan aan zijn vertrek uit Nederland.
Terugkeerbesluit
12. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eiser bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Allereerst is niet aannemelijk gemaakt dat eiser door gebied moet reizen waar Al-Shaabaab de macht heeft of het gebied controleert. Uit het algemeen ambtsbericht Somalië van 2025, waar verweerder naar heeft verwezen, blijkt dat de woonplaats van eiser, [woonplaats] , onder controle staat van de Somalische overheid. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser heeft verklaard op de heenweg vanuit [woonplaats] met het vliegtuig naar Kenia te zijn gevlogen. Niet is gebleken is dat eiser niet opnieuw op deze manier kan reizen. Verweerder heeft verder overwogen dat ook met het vliegtuig gereisd kan worden van Mogadishu naar [woonplaats] , wat door verweerder in het verweerschrift is aangeduid als alternatief vervoersmiddel. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat eiser bij terugkeer vanwege de algemene situatie in [woonplaats] een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft erop gewezen dat in de regio Hiraan, waaronder [woonplaats] valt, volgens WBV 2025/16 sprake is van een relatief lager niveau van willekeurig geweld. Ook heeft eiser gewezen op het EUAA-rapport van 2 oktober 2025. In het rapport van EUAA staat weliswaar dat er een ‘high level of indiscriminate violence’ is in de regio Hiraan, maar niet kan worden geconcludeerd dat de enkele aanwezigheid in deze regio voldoende is om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan hij een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld. Eiser heeft voorts niet onderbouwd waarom hij zich als meerderjarige niet zonder sociaal netwerk kan handhaven in Somalië.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Posttraumatische stressstoornis.
2.Werkinstructie.
3.Pagina 19 van het rapport van het nader gehoor.