ECLI:NL:RVS:2024:1341

Raad van State

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
30 maart 2024
Zaaknummer
202402011/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming voor Oekraïense vluchtelingen

Op 29 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 7 februari 2024 opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen na 4 maart 2024 te verlaten. De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet en dat hij behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op hem van toepassing bleef.

De voorzieningenrechter overwoog dat er in recente weken verschillende uitspraken zijn gedaan door bestuursrechters in de rechtbank Den Haag over de vraag of de tijdelijke bescherming voor derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. Deze uitspraken vertoonden uiteenlopende uitkomsten en juridische argumentaties. De voorzieningenrechter kon niet zonder nader onderzoek oordelen over de juiste uitkomst van de procedure.

Daarom besloot de voorzieningenrechter om bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening te treffen, zodat niet direct uitvoering werd gegeven aan het terugkeerbesluit. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.

Uitspraak

202402011/2/V3.
Datum uitspraak: 29 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 26 maart 2024 in zaak nr. NL24.5377 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 7 februari 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen na 4 maart 2024 te verlaten (hierna: het terugkeerbesluit).
Bij uitspraak van 26 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet en dat hij zal worden behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming op grond van Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 en (EU) 2023/2409 van 19 oktober 2023, op hem van toepassing blijft.
2.       Bij uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:32, heeft de Afdeling geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op 4 september 2023 (onder 8-8.10). Bij die uitspraak heeft de Afdeling ook geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van deze derdelanders op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024 (onder 9-9.6).
3.       De afgelopen weken hebben bestuursrechters in verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag hun oordeel gegeven over de vraag of de tijdelijke bescherming aan deze derdelanders die uit Oekraïne naar Nederland zijn gevlucht, van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. Zij komen tot uiteenlopende uitkomsten, met verschillende juridische argumentaties. Bij verwijzingsuitspraak van vandaag, ECLI:NL:RBDHA:2024:4394, heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de door haar gestelde vragen over de uitleg van artikel 6 van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. In het kader van de nu aangespannen procedure kan de voorzieningenrechter niet zonder nader onderzoek oordelen wat de juiste uitkomst is.
4.       Daarom en gelet op de belangen die de vreemdeling en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Met deze beslissing zorgt de voorzieningenrechter er uitsluitend voor dat niet nu al uitvoering wordt gegeven aan het terugkeerbesluit. Op een nader te bepalen moment zullen het verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep worden behandeld.
5.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit van 7 februari 2024, V-[…], worden geschorst en de vreemdeling wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem van toepassing is;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2024
853