ECLI:NL:RBDHA:2024:4609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
NL24.8421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne in het kader van tijdelijke bescherming

Op 2 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.H.R. de Boer, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 7 februari 2024 was genomen. Dit besluit hield in dat de tijdelijke bescherming van de verzoeker, die rechtmatig verblijf had in Oekraïne, op 4 maart 2024 zou eindigen en dat hij Nederland binnen vier weken na deze datum moest verlaten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de verzoeker op 2 april 2024 de opvanglocatie moest verlaten.

De voorzieningenrechter heeft een ordemaatregel getroffen en de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit geschorst. Dit betekent dat de verzoeker wordt behandeld alsof de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op hem van toepassing is, totdat er een definitieve beslissing is genomen over het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en andere relevante uitspraken die betrekking hebben op de tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne. De voorzieningenrechter heeft besloten om iedere verdere beslissing aan te houden, inclusief de vraag of de staatssecretaris de proceskosten van de verzoeker moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8421

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.H.R. de Boer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak treft de voorzieningenrechter een ordemaatregel in het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het terugkeerbesluit van 7 februari 2024.
1.1.
Verzoeker behoort tot de groep derdelanders die op basis van een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne rechtmatig verblijf hadden en die zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben laten inschrijven in de basisregistratie personen, zodat zij recht hebben op tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (hierna: de Richtlijn Tijdelijke Bescherming) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. [1]
1.2.
Bij besluit van 7 februari 2024 heeft de staatssecretaris aan verzoeker medegedeeld dat deze tijdelijke bescherming van rechtswege op 4 maart 2024 eindigt en dat hij binnen vier weken na deze datum Nederland moet verlaten.
1.3.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld [2] en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De gemeente Amersfoort heeft aan verzoeker te kennen gegeven dat hij op 2 april 2024 de opvanglocatie Zonnehof dient te verlaten.
1.5.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening en houdt iedere verdere beslissing aan. Hierna legt hij uit hoe hij tot deze beslissing komt.
3. Als tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [4]
4. Met dit verzoek om een voorlopige voorziening wil verzoeker bereiken dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit worden opgeschort en hij tijdens de beroepsprocedure wordt behandeld alsof de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op hem van toepassing is.
5. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij een snelle beslissing van de voorzieningenrechter, omdat hij vanaf vandaag geen opvang meer heeft.
6. Bij uitspraak van 17 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van deze groep derdelanders die rechtmatig verblijf in Oekraïne hadden van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. [5]
6.1.
Bij uitspraak van 28 maart 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de staatssecretaris aan een tot deze groep derdelanders behorende vreemdeling terecht een terugkeerbesluit heeft uitgevaardigd. [6]
6.2.
Bij verwijzingsuitspraak van 29 maart 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het Hof van Justitie verzocht bij wege van prejudiciële beslissing uitspraak te doen op de door haar gestelde vragen over de uitleg van artikel 6 van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. [7]
6.3.
De voorzieningenrechter heeft verder kennisgenomen van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 29 maart 2024, waarbij in een vergelijkbare situatie een ordemaatregel is getroffen. [8] Ook heeft de voorzieningenrechter kennisgenomen van het nieuwsbericht van de NOS van vandaag, waarin staat dat de staatssecretaris vandaag een brief naar gemeenten stuurt met tekst en uitleg. [9] De inhoud van die brief is nog niet bekend.
7. Gelet op de onder 6.2 en 6.3 genoemde ontwikkelingen, die zich na de onder 6.1 genoemde uitspraak hebben voorgedaan, kan de voorzieningenrechter in het kader van de nu aangespannen procedure niet zonder nader onderzoek oordelen wat de juiste uitkomst is.
8. Daarom en gelet op spoedeisendheid en de belangen die de verzoeker naar voren heeft gebracht, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Met deze beslissing zorgt de voorzieningenrechter er voor dat niet nu al uitvoering wordt gegeven aan het terugkeerbesluit en dat verzoeker tijdelijke bescherming behoudt. Op een nader te bepalen moment zullen het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep worden behandeld.
9. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan. Dat betekent dat de voorzieningenrechter ook nog niet beslist over de vraag of de staatssecretaris de proceskosten van verzoeker moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat de rechtsgevolgen van het terugkeerbesluit van 7 februari 2024 worden geschorst en verzoeker wordt behandeld alsof het recht op tijdelijke bescherming bedoeld in de Richtlijn Tijdelijke Bescherming en de daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluiten, op hem van toepassing is, tot definitief op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is beslist;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P.H. Evers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Brief van de staatssecretaris van 30 maart 2022, TK 2021-2022, 19637, nr. 2839.
2.Zaaknummer NL24.8420.
3.Artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
4.Dat staat in artikel 8:81 van de Awb.
9.https://nos.nl/artikel/2515124-derdelanders-uit-oekraine-weten-nog-steeds-niet-of-ze-de-opvang-uit-moeten