ECLI:NL:RVS:2024:1051

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
202304662/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 13 maart 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 24 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling werd genomen. De rechtbank verklaarde het daartegen ingestelde beroep op 19 juli 2023 ongegrond. De vreemdeling ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 17 oktober 2023 werd onder andere de overdrachtstermijn besproken. De vreemdeling gaf aan dat er in beroep geen voorlopige voorziening was toegewezen. Gezien het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023 en eerdere uitspraken van de Afdeling, werd vastgesteld dat de overdrachtstermijn was verstreken op 25 juli 2023. De staatssecretaris heeft vervolgens aangegeven de vreemdeling op te nemen in de nationale asielprocedure, waardoor er geen onduidelijkheid meer bestond over de verantwoordelijke lidstaat voor de asielaanvraag. Hierdoor had de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304662/1/V3.
Datum uitspraak: 13 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 juli 2023 in zaak nr. NL23.15420 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 19 juli 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 17 oktober 2023, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. F.J.M. Schonkeren, advocaat te Tilburg, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D.P.A. van Laarhoven, zijn verschenen. De zaak is gelijktijdig behandeld met zaken nrs. 202304212/1/V3, 202304307/1/V3 en 202305005/1/V3.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft partijen meegedeeld dat het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is heropend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, heeft gesloten.
Overwegingen
1.       Tijdens de zitting van 17 oktober 2023 is onder andere de overdrachtstermijn besproken en heeft de vreemdeling toegelicht dat in beroep geen voorlopige voorziening is toegewezen. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van 30 maart 2023, E.E., S.N. en J.Y., ECLI:EU:C:2023:272 en de uitspraken van de Afdeling van 22 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4198 en ECLI:NL:RVS:2023:4199, is de overdrachtstermijn daarom niet opgeschort en is deze verstreken op 25 juli 2023. De staatssecretaris is daarom verplicht de vreemdeling op te nemen in de nationale asielprocedure. In de brief van 4 januari 2024 heeft de staatssecretaris te kennen gegeven dit ook te doen. Er bestaat dan ook geen onduidelijkheid meer over de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De vreemdeling heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2024
846-1023