ECLI:NL:RVS:2025:1408
Raad van State
- Hoger beroep
- J.C.A. de Poorter
- C.C.W. Lange
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 juli 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling had op 26 maart 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.J.A. Rinkes, hoger beroep ingesteld. De minister van Asiel en Migratie heeft in het hoger beroep nadere stukken ingediend en op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State schriftelijke inlichtingen verstrekt. De zaak is behandeld op een zitting op 10 september 2024, waar zowel de vreemdeling als de minister vertegenwoordigd waren.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft op 2 april 2025 uitspraak gedaan. De minister heeft meegedeeld dat de vreemdeling wordt opgenomen in de nationale asielprocedure, omdat de overdrachtstermijn is verstreken. Hierdoor is er geen onduidelijkheid meer over de verantwoordelijke lidstaat voor de asielaanvraag. De Afdeling heeft geoordeeld dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.