ECLI:NL:RVS:2023:903
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft op 11 maart 2021 besloten de verblijfsvergunning in te trekken. Dit besluit werd gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar door de staatssecretaris op 14 oktober 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 3 maart 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Bakker, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 maart 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft terecht naar eerdere rechtspraak verwezen, waarbij is vastgesteld dat er ruimte was voor persoonlijk contact tussen de vreemdeling en de onderwijsinstelling over zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de afmelding van de vreemdeling aan het intrekkingsbesluit ten grondslag mocht leggen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.