ECLI:NL:RBDHA:2024:8314
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning voor studie en terugkeerbesluit in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar verblijfsvergunning voor studie beoordeeld. Eiseres, die op 1 augustus 2021 een verblijfsvergunning voor studie ontving, kreeg op 3 mei 2023 te horen dat deze was ingetrokken vanwege onvoldoende studievoortgang, zoals vastgesteld door haar onderwijsinstelling. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid handhaafde de intrekking en voegde daar een terugkeerbesluit aan toe, waardoor eiseres Nederland moest verlaten en in het Schengen Informatiesysteem werd gesignaleerd.
De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat de intrekking in strijd is met de Studierichtlijn, die migratie zou moeten stimuleren. Eiseres betoogt dat haar individuele omstandigheden niet zijn meegewogen in de besluitvorming. De rechtbank oordeelt echter dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met de Studierichtlijn, omdat eiseres niet meer voldeed aan de voorwaarden voor verblijf. De rechtbank stelt vast dat de onderwijsinstelling verantwoordelijk is voor het toezicht op de studievoortgang en dat verweerder niet verplicht is om de persoonlijke omstandigheden van eiseres opnieuw te beoordelen.
Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de intrekking van de verblijfsvergunning en het terugkeerbesluit rechtmatig zijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de onderwijsinstelling als de overheid in het kader van verblijfsvergunningen voor studie.