ECLI:NL:RVS:2023:3489
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- N. Verheij
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel en niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 januari 2023 zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 25 juli 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris echter aangegeven de asielaanvraag alsnog zelf in behandeling te nemen, omdat de termijn voor overdracht aan Duitsland was verstreken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 29 juni 2023 behandeld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft zijn hoger beroep gehandhaafd, omdat hij meende dat een eventuele toekenning van de verblijfsvergunning met een eerdere ingangsdatum zou kunnen worden verstrekt. De Afdeling oordeelt echter dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling al heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogde: de staatssecretaris heeft zijn asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling genomen. De vreemdeling heeft geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep.
Daarnaast overweegt de Afdeling dat de vreemdeling tevergeefs aanvoert dat hij recht heeft op een verblijfsvergunning met een eerdere ingangsdatum. Dit is een onzekere toekomstige gebeurtenis en kan in een aparte procedure worden aangevochten. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, omdat de wijziging van het besluit van de staatssecretaris het gevolg is van veranderde omstandigheden. De uitspraak van de Afdeling is op 14 september 2023 gedaan, waarbij het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is verklaard.