ECLI:NL:RBDHA:2023:22103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
12 april 2024
Zaaknummer
SGR 23/4457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende procesbelang na intrekking besluiten door verweerder

Op 24 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 23/4457, waarin eiseres, woonachtig in de Verenigde Staten, beroep had ingesteld tegen de Nationale ombudsman. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat verweerder zijn besluiten op de verzoeken en het bezwaar van eiseres had ingetrokken. Eiseres had geen gronden aangevoerd die erop wezen dat zij meer had beoogd dan wat verweerder inmiddels had gedaan. De rechtbank stelde vast dat eiseres haar doel had bereikt, aangezien verweerder de besluiten had heroverwogen en opnieuw had beslist op de verzoeken van eiseres. Hierdoor ontbrak het aan procesbelang voor een inhoudelijke behandeling van het beroep.

De rechtbank overwoog verder dat, hoewel eiseres verzocht om een proceskostenvergoeding, er onvoldoende bewijs was dat de gemachtigde van eiseres op beroepsmatige basis rechtsbijstand verleende. De rechtbank volgde het oordeel van de voorzieningenrechter in eerdere uitspraken, waarin werd vastgesteld dat er geen relevante stukken waren overgelegd ter onderbouwing van de beroepsmatige status van de gemachtigde. De rechtbank besloot echter wel dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4457
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank van 24 november 2023 op het beroep van

[eiseres], te [woonplaats] ([staat], Verenigde Staten), eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
tegen

de Nationale ombudsman (No), verweerder

(gemachtigde: mr. L. Scheppink).

Inleiding

1. De rechtbank doet uitspraak op het beroep van eiseres.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
2.1.
Verweerder heeft bij besluit van 14 april 2023 in twaalf Woo-verzoeken (vijf verzoeken van de gemachtigde van eiseres, zes verzoeken namens cliënten en één verzoek van Stichting [naam stichting]) buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4.6. van de Woo [1] . Daarbij is opgemerkt dat zolang de omstandigheden onveranderd blijven en de indruk zal blijven bestaan dat sprake is van misbruik van recht, toekomstige verzoeken eveneens door verweerder buiten behandeling zullen worden gesteld.
2.2.
Eiseres heeft op 17 april 2023 bij verweerder een Woo-verzoek ingediend (oud kenmerk verweerder: 1735209). Onder verwijzing naar een verzameling documenten die bij besluit van 23 maart 2023 (1634132) zijn verstrekt is verzocht om - bij voorkeur digitaal – toezending van een kopie van alle documenten waaruit, voor zover dat het geval is, blijkt dat op enig moment sinds verweerder met eiseres in contact is gekomen
  • contactafspraken met en/of over eiseres zijn gemaakt;
  • in enigerlei gegevensverzameling en/of op enigerlei lijst persoonsgegevens van eiseres in verband zijn gebracht met op haar betrekking hebbende contactafspraken en/of aan haar toegeschreven gedragingen;
  • een of meer medewerkers van verweerders organisatie eiseres als lastige klager hebben beschouwd dan wel - direct of indirect - hebben beticht van lastig, complex, aanhoudend en/of grensoverschrijdend klaaggedrag.
Daarnaast is verzocht om, ook nu voor zover van toepassing, een kopie van alle documenten toe te zenden waaruit blijkt dat een of meer medewerkers van verweerders organisatie de hiervoor genoemde informatie op enig moment in- en/of extern met anderen hebben gedeeld.
2.3.
Voorts heeft eiseres op 21 april 2023 bij verweerder een Woo-verzoek ingediend (oud kenmerk verweerder: 1735688). Er is verwezen naar een brief van verweerder van
21 september 2021 (H202100085) in reactie op een verzoek van eiseres in de zin van artikel 9:18, eerste lid, van de Awb. Verzocht is om - bij voorkeur digitaal - een kopie toe te zenden van alle onder verweerder berustende documenten die betrekking hebben of anderszins verband houden met het verzoek dat eiseres destijds heeft ingediend. Zij had verweerder verzocht om te onderzoeken of de gemeente Hoeksche Waard de rechter indertijd heeft voorzien van een passend dossier. Heeft de gemeente zich, om de vraag te vertalen naar artikel 9:27, eerste lid, van de Awb, bij het informeren van de rechter al dan niet behoorlijk - en dus ook met inachtneming van alle belangen, waaronder die van eiseres - gedragen? Dit is de vraag die verweerder had moeten beantwoorden. Want de gemeente heeft volgens eiseres belangrijke informatie verzwegen, waardoor de rechter er vervolgens is ingetuind. Verweerder heeft de op hem rustende onderzoeksverplichting niet nageleefd.
2.4.
Bij besluit van 2 mei 2023 (het primaire besluit, voor zover het eiseres betreft: 1735209 en 1735688) heeft verweerder - onder verwijzing naar zijn besluit van
14 april 2023 - acht Woo-verzoeken die na 14 april 2023 zijn ingediend, waaronder de twee verzoeken van eiseres, buiten behandeling gesteld.
Eiseres heeft op 8 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, voor zover dat ziet op haar twee verzoeken.
Bij besluit van 15 juni 2023 (het bestreden besluit, voor zover het eiseres betreft: 1735209 en 1735688) heeft verweerder meerdere bezwaren - die zien op zeven verzoeken, waaronder het bezwaar van eiseres inzake twee verzoeken - , tegen het primaire besluit, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
2.5.
Bij besluit van 22 juni 2023 (1740671) heeft verweerder naar aanleiding van het verzoek van eiseres van 21 april 2023 meegedeeld dat, naast de documenten die eiseres al heeft uit dit dossier, nog zes andere documenten zijn aangetroffen die (gedeeltelijk) aan eiseres worden verstrekt. Daaraan wordt op grond van artikel 5.5., vierde lid, van de Woo een voorwaarde verbonden.
2.6.
Eiseres heeft op 1 juli 2023 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, voor zover het ziet op haar bezwaar (SGR 23/4457).
2.7.
Bij uitspraken van 18 juli 2023 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan op de rechtstreekse beroepen tegen het besluit van 14 april 2023 ten aanzien van vier (andere) cliënten van de gemachtigde van eiseres en de daarmee samenhangende verzoeken om een voorlopige voorziening. Dit betreft de zaken
SGR 23/4660 en SGR 23/4651;
SGR 23/4664 en SGR 23/4663;
SGR 23/4664 en SGR 23/4665;
SGR 23/4667 en SGR 23/4666.
In elke uitspraak per cliënt is het beroep gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd, is bepaald dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op de Woo-verzoeken met inachtneming van deze uitspraak en is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Met betrekking tot de uitspraken op de beroepen is in de zaak SGR 23/4660 hoger beroep aanhangig, de hoger beroepen van de overige drie cliënten zijn ingetrokken.
Verweerder heeft met het besluit van 25 juli 2023 op grond van artikel 2:2, eerste lid, van de Awb [gemachtigde] geweigerd als gemachtigde voor de duur van zes maanden. Deze weigering heeft betrekking op alle handelingen die verband houden met Woo-verzoeken. Dat geldt voor het verzoek en alle handelingen die met een dergelijk verzoek verband houden, zoals het inzetten van rechtsmiddelen.
2.6.
Eiseres heeft op 26 juli 2023 met verwijzing naar het beroep SGR 23/4457 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (SGR 23/4958).
2.7.
Bij rechtstreeks aan eiseres gezonden besluit van 1 augustus 2023 heeft verweerder het primaire besluit, voor zover dit ziet op het verzoek van eiseres van 17 april 2023 (1735209), ingetrokken. Verwezen is naar de uitspraken van 18 juli 2023 en het besluit van
25 juli 2023. Het verzoek (nieuw kenmerk verweerder: 1796464) wordt weer in behandeling genomen en een besluit volgt.
Bij rechtstreeks aan eiseres gezonden besluit van 21 augustus 2023 (1748563) heeft verweerder in vervolg op het besluit van 1 augustus 2023 het bestreden besluit, voor zover dit ziet op het bezwaar van eiseres, ingetrokken. Na de besluitvorming op het Woo-verzoek van 17 april 2023 volgt een nieuwe beslissing op bezwaar.
Verweerder heeft bij brief van 5 september 2023 het besluit van 4 september 2023 aan de rechtbank gezonden. In deze brief is meegedeeld dat de bestreden beslissingen op bezwaar zijn ingetrokken en beide verzoeken van eiseres zijn weer in behandeling genomen. Op
22 juni 2023 is beslist op het verzoek van 21 april 2023 en bij besluit van 4 september 2023 is beslist op het verzoek van 17 april 2023.
Bij besluit van 4 september 2023 (1796464 (Woo-verzoek)/1748563 (bezwaar)) heeft verweerder inhoudelijk beslist op het Woo-verzoek van 17 april 2023. Er is één document aangetroffen dat wordt aangemerkt als contactafspraak, deze brief is al in het bezit van eiseres en daarom valt de toezending van die brief niet onder dit besluit. De brief wordt als bijlage meegezonden. Er zijn verder geen documenten aangetroffen die vallen binnen de reikwijdte van het verzoek. Het verzoek wordt afgewezen.
Hiermee is volgens verweerder gehoor gegeven aan het bezwaar van eiseres, het besluit tot buitenbehandelingstelling is heroverwogen en er is een nieuw besluit genomen.
2.8.
Bij brief van 22 augustus 2023 heeft eiseres desgevraagd meegedeeld dat zij haar beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening handhaaft, met een verzoek om een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht in beide zaken. Verwezen is naar de gronden in het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een proceskostenveroordeling, met de mededeling dat de minder gelukkige uitspraak van voorzieningenrechter van 18 juli 2023 maar beter zo vlot mogelijk kan worden gevolgd door een uitspraak waarbij verweerder wel in de proceskosten wordt veroordeeld. Volgens eiseres heeft verweerder niet meer gereageerd op die overwegingen en zich kennelijk neergelegd bij een veroordeling in de kosten.
Overwegingen
3.1.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij de inhoudelijke behandeling van het beroep, omdat het primaire besluit (voor zover dat ziet op twee verzoeken van eiseres) en het bestreden besluit (voor zover dit ziet op haar bezwaar inzake deze twee verzoeken) zijn ingetrokken, op 22 juni 2023 is beslist op het verzoek van 21 april 2023 en op 4 september 2023 is beslist op het verzoek van 17 april 2023 alsmede op het bezwaar van eiseres.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter heeft een betrokkene onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep als daarmee is bereikt wat met het beroep is beoogd. [2]
In dit geval heeft eiseres al bereikt wat zij met haar beroep beoogt, verweerder heeft namelijk de betreffende besluiten op haar verzoeken en bezwaar ingetrokken, haar verzoeken alsnog inhoudelijk in behandeling genomen en voorts opnieuw beslist op haar bezwaar. Eiseres heeft in beroep geen gronden aangevoerd waaruit blijkt dat zij meer heeft beoogd en evenmin tegen de inhoudelijke beslissingen op haar verzoeken van 17 april 2023 en 21 april 2023.
De vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot vergoeding van de gemaakte proceskosten, omdat hij aan eiseres is tegemoet gekomen, geeft onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. [3] Procesbelang kan bestaan als de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze besluitvorming is geleden. [4]
Het is op voorhand niet aannemelijk dat eiseres als gevolg van de besluitvorming van verweerder schade heeft geleden en zij heeft dit evenmin tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft dus geen procesbelang bij een inhoudelijke behandeling van haar beroep. Daarom is het beroep niet-ontvankelijk.
3.3.
Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval grond is gelegen over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Het enkele gegeven dat verweerder de gronden van eiseres met betrekking tot een proceskostenvergoeding niet heeft betwist, is onvoldoende om verweerder daartoe te veroordelen.
De rechtbank volgt het oordeel van de voorzieningenrechter in de uitspraken van
18 juli 2023, inhoudende dat geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat de gemachtigde van eiseres is aan te merken als iemand die op beroepsmatige basis rechtsbijstand verleent. Ook in het beroep van eiseres is dit niet onderbouwd met bijvoorbeeld overeenkomsten van opdracht, facturen en omzetgegevens van de gemachtigde. Voor een proceskosten-veroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.
3.4.
De rechtbank ziet wel aanleiding te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Wet open overheid
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van
3.Uitspraak van de Afdeling van 6 december 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:3311)
4.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van