30.3.Uit artikel 8.1.1, onder c en artikel 14.3.2 van de planregels volgt dat de inkoopstations mogen worden gerealiseerd op de gronden waar ook de windturbines zijn voorzien of op de gronden daaromheen met de aanduiding "overige zone-vrijwaringszone". Uit de planregels blijkt voldoende duidelijk waar en tot welke omvang en afmetingen de inkoopstations zullen worden gerealiseerd. Uit de aanvraag om een omgevingsvergunning blijkt voldoende duidelijk uit welk materiaal de inkoopstations zullen bestaan.
De Afdeling stelt vast dat de tijdelijke omgevingsvergunningen zijn verleend voor de gronden waaraan de bestemming "Bedrijf-Windturbinepark voorlopig" en de gronden met de aanduiding "overige zone-vrijwaringszone" zijn toegekend. De Afdeling stelt ook vast dat de tijdelijke omgevingsvergunningen zijn verleend overeenkomstig de aanvraag en dat in de aanvraag voor de omgevingsvergunningen de inkoopstations een maximale lengte van 20 m, een maximale breedte van 7 m, een maximale hoogte van 4 m en een maximale oppervlakte van 50 m2 zullen hebben. Hieruit volgt dat de inkoopstations zijn vergund in overeenstemming met het plan.
31. Gelet op wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit van 27 juni 2019 is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb, artikel 3:46 van de Awb en het vierde lid, onder c, van de artikelen 6.18 en 7.19 van de Verordening. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit van 27 juni 2019 moet worden vernietigd.
32. Gelet op de onlosmakelijke samenhang tussen het besluit van 27 juni 2019 en de besluiten van 1 augustus 2019, ziet de Afdeling aanleiding om ook de besluiten van 1 augustus 2019 te vernietigen.
33. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
34. De raad van de gemeente Oss moet de proceskosten vergoeden.
Gevolgen van deze uitspraak
35. Sinds de vaststelling van de bestreden besluiten is de provinciale verordening gewijzigd en is de Interim Omgevingsverordening vastgesteld. Deze wijziging heeft gevolgen voor de wijze waarop windturbines kunnen worden toegestaan in landelijk gebied.
In artikel 3.37, tweede lid, van de Interim Omgevingsverordening is bepaald dat nieuwvestiging van windturbines in landelijk gebied alleen is toegestaan met een omgevingsvergunning waarbij door toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚ of 3˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), wordt afgeweken van een bestemmingsplan.
De Afdeling hecht eraan op te merken dat, gezien de gewijzigde provinciale verordening, de raad zelf in een bestemmingsplan niet bij recht zal mogen voorzien in (de ingebruikname van) de windturbines en een dergelijk gebruik dient te worden uitgesloten.
Het is aan het college van burgemeester en wethouders om, indien daartoe de bereidheid bij dat college bestaat, door middel van een afwijkingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚of 3˚, van de Wabo, (de ingebruikname van) de windturbines mogelijk te maken.
Uit artikel 3.37, tweede lid, van de Interim Omgevingsverordening volgt dat aan een zodanige afwijkingsvergunning in ieder geval de voorwaarde moet worden verbonden dat financiële zekerheid wordt gesteld dat na het verstrijken van de termijn de vóór verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand wordt hersteld en de windturbines worden verwijderd (zie overwegingen 9.7 tot en met 9.10 in de uitspraak van de Afdeling van 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:857). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A], [appellant sub 1B], [appellant sub 1C], [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Oss van 27 juni 2019 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Windmolenpark Elzenburg - De Geer";
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss van 1 augustus 2019, kenmerk VTH/W 37053;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss van 1 augustus 2019, kenmerk VTH/W 37055;
V. draagt de raad van de gemeente Oss op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Oss tot vergoeding van de bij [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00 (zegge: zevenhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Oss aan [appellant sub 1A],
[appellant sub 1B] en [appellant sub 1C] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Oss aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 (zegge: honderdvierenzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd de uitspraak de uitspraak te ondertekenen te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021
Bijlage 1: relevante regelgeving
Activiteitenbesluit milieubeheer
Artikel 3.14, eerste tot en met het derde lid
1. Een windturbine wordt ten minste eenmaal per kalenderjaar beoordeeld op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op het gebied van windturbines.
2. Indien wordt geconstateerd of indien het redelijk vermoeden bestaat dat een onderdeel of onderdelen van de windturbine een gebrek bezitten, waardoor de veiligheid voor de omgeving in het geding is, wordt de windturbine onmiddellijk buiten bedrijf gesteld en het bevoegd gezag daaromtrent geïnformeerd. De windturbine wordt eerst weer in bedrijf genomen nadat alle gebreken zijn hersteld.
3. Indien een windturbine als gevolg van het in werking treden van een beveiliging buiten bedrijf is gesteld, wordt deze pas weer in werking gesteld nadat de oorzaak van het buiten werking stellen is opgeheven.
Artikel 3.14a, eerste lid
Een windturbine of een combinatie van windturbines voldoet ten behoeve van het voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en aan de norm van ten hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen, tenzij deze zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein, en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
Activiteitenregeling milieubeheer
1. Ten behoeve van het voorkomen van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico’s voor de omgeving en de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan voldoet een windturbine aan de veiligheidseisen opgenomen in:
a. NEN-EN-IEC 61400-1;
b. NEN-EN-IEC 61400-2;
c. NEN-EN-IEC 61400-3.
2. In afwijking van het eerste lid voldoet een windturbine die is opgericht voor 1 januari 2017 of dient ter vervanging van een windturbine die is opgericht voor 1 januari 2017 aan NEN-EN-IEC 61400-2:2006: Europese norm voor Windturbines - Deel 2: Ontwerp eisen van kleine windturbines, september 2006 of aan NVN 11400-0.
3. Aan het eerste lid wordt voldaan indien voor de windturbine een certificaat is afgegeven door een certificerende instantie waaruit blijkt dat de windturbine voldoet aan deze regels. De certificerende instantie is geaccrediteerd voor het afgeven van certificaten, overeenkomstig de normen bedoeld in het eerste lid bij de Raad voor Accreditatie of bij een accrediterende instantie die erkend is door een andere staat, aangesloten bij de Multilateral Agreement on European Accreditation of Certification.
4. In afwijking van het eerste, tweede en derde lid gelden ten aanzien van een windturbine die voor 1 december 2001 is opgericht en waarvoor tot die datum een vergunning in werking en onherroepelijk was, de in die vergunning opgenomen voorschriften met betrekking tot de veiligheid van de installatie.
Verordening ruimte Noord-Brabant
1. In afwijking van artikel 3.1, tweede lid onder a (verbod op nieuwvestiging) is in de Groenblauwe mantel nieuwvestiging mogelijk van windturbines met een bouwhoogte van tenminste 25 meter, gemeten van de bovenkant van de fundering tot aan de wiekenas indien:
a. de windturbines direct aansluitend zijn gesitueerd aan gronden bestemd als middelzwaar en zwaar bedrijventerrein, met een bruto omvang van tenminste 20 hectare;
b. er sprake is van een geclusterde opstelling van minimaal 3 windturbines.
4. Er kan uitsluitend toepassing gegeven worden aan het eerste en tweede lid met een procedure die de tijdelijkheid van de voorziening borgt, zoals een omgevingsvergunning waarbij door toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2e of 3e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt afgeweken van een bestemmingsplan, waarbij aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a. de omgevingsvergunning geldt voor een bepaalde termijn, die ten hoogste 25 jaar bedraagt;
b. na het verstrijken van de termijn wordt de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld en worden de windturbines verwijderd;
c. voor het gestelde onder b. wordt financiële zekerheid gesteld.
Artikel 7.19, eerste en vierde lid, bevat een gelijkluidende regeling voor gronden gelegen in gemengd landelijk gebied.
Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
In Landelijk gebied is nieuwvestiging mogelijk van windturbines met een bouwhoogte van tenminste 25 meter, gemeten van de bovenkant van de fundering tot aan de wiekenas, als:
a. de windturbines inpasbaar zijn in de omgeving;
b. er sprake is van een geclusterde opstelling van minimaal 3 windturbines;
c. de ontwikkeling een maatschappelijke meerwaarde geeft, waaronder de mogelijkheid voor de omgeving om te participeren in het project;
d. de ontwikkeling op regionaal niveau is afgestemd met omliggende gemeenten en de netwerkbeheerder, gelet op de ontwikkeling van overige duurzame energie initiatieven in de omgeving.
Er kan uitsluitend toepassing gegeven worden aan het eerste lid met een omgevingsvergunning waarbij door toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2 of 3, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt afgeweken van een bestemmingsplan, waarbij aan de omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
a. de omgevingsvergunning geldt voor een bepaalde termijn, die ten hoogste 25 jaar bedraagt;
b. na het verstrijken van de termijn wordt de vóór de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand hersteld en worden de windturbines verwijderd;
c. voor het gestelde onder b. wordt financiële zekerheid gesteld.
De voor "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
c. inkoopstations;
Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:
a. de minimale ashoogte van een windturbine bedraagt 100 meter;
b. de maximale ashoogte van een windturbine bedraagt 145 meter;
c. de minimale rotordiameter van een windturbine bedraagt 100 meter;
d. de maximale rotordiameter van een windturbine bedraagt 136 meter;
e. de maximale tiphoogte van een windturbine bedraagt 210 meter;
f. de maximale tiplaagte van een windturbine bedraagt 55 meter;
g. de windturbine heeft 3 rotorbladen;
h. de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het windturbinepark dienen onderling hetzelfde te zijn;
i. de draairichting van de windturbines dient gelijk te zijn;
j. een windturbine dient te worden voorzien van een ijsdetectiesysteem tenzij de veiligheid ten aanzien van ijsafworp op andere wijze aantoonbaar geborgd kan worden.
Voor het bouwen van gebouwen in de vorm van inkoopstations gelden de volgende regels:
a. er is op grond van dit artikel en artikel 14.3.2 één inkoopstation per windturbine toegestaan, waarvoor geldt:
1. de maximale bouwhoogte van een inkoopstation bedraagt 4 meter;
2. de maximale oppervlakte per inkoopstation bedraagt 50 m².
8.1.3Afwijken van bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 a Windturbinepark voor een afwijking van de gelijke rotordiameter en ashoogte van de windturbines in het windturbinepark indien:
a. de tiphoogte van een windturbine maximaal 210 meter bedraagt;
b. de rotordiameter en de ashoogte van de windturbines in het windturbinepark qua uiterlijke verschijningsvorm onderling vergelijkbaar zijn met een maximale afwijking van 10%;
c. de afwijking landschappelijk wordt onderbouwd, mede door middel van visualisaties;
d. dit door het bevoegd gezag landschappelijk aanvaardbaar wordt bevonden.
b Gemeentelijke norm voor geluid
a. De windturbines bestemd voor "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig" dienen te voldoen aan de volgende geluidruimteverdeling met een immissienorm per toetspunt en per windturbine (zie Bijlage 1 van deze regels voor nummering windturbines):
b. alle windturbines bestemd voor "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig" dienen, op basis van een andere verdeling van de immissienorm per windturbine, samen te voldoen aan de immissienorm voor het totaal van alle windturbines per toetspunt zoals weergegeven in de laatste kolom van de tabel in lid a van dit artikel;
c. indien niet aan lid a of lid b van dit artikel wordt voldaan, is de immissienorm per toetspunt en per windturbine zoals weergegeven in de tabel in lid a, kolommen "windturbine 1" tot en met "windturbine 4", de basis voor handhavend optreden;
d. voorts dient de toets van alle windturbines bestemd voor "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig" aan de immissienorm, op grond van lid a of lid b, deel uit te maken van de aanvraag omgevingsvergunning voor de windturbines ter beoordeling door het bevoegd gezag;
e. op het bepaalde in artikel 8.1.4 b Gemeentelijke norm voor geluid is de rekenmethodiek en de handhavingsmethodiek van toepassing zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels.
d Kwaliteitsverbetering van het landschap
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt voorts gerekend:
a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van windturbines zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 3 (bij de toelichting) opgenomen "Inrichtingsplan kwaliteitsverbetering landschap".
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - windturbine", niet tevens gelegen binnen de bestemming "Natuur", zijn geen gebouwen toegestaan, uitgezonderd gebouwen in de vorm van inkoopstations. Voor het bouwen van inkoopstations gelden de volgende regels:
a. de maximale bouwhoogte van een inkoopstation bedraagt 4 meter;
b. de maximale oppervlakte per inkoopstation bedraagt 50 m².
[…]Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een enkelbestemming "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig", én de bijbehorende gebiedsaanduidingen "vrijwaringszone - windturbine" op te nemen binnen de aangegeven gebiedsaanduidingen 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' onder voorwaarden dat:
[…]b. in het wijzigingsplan wordt geborgd dat de windturbines die in het wijzigingsplan worden bestemd voor "Bedrijf - Windturbinepark Voorlopig" voldoen aan de volgende geluidruimteverdeling met een immissienorm per toetspunt en per windturbine (zie Bijlage 1 van deze regels voor nummering windturbines):
Voorschriften in de omgevingsvergunningen
Ten minste 2 maanden voor de start van de bouw van de windturbines moeten de volgende gegevens en bescheiden ter goedkeuring bij Vergunningen, Toezicht en Handhaving worden ingediend:
- Bouwveiligheidsplan
- Constructieberekeningen en tekeningen
- Definitieve keuze van het type windturbine die voldoet aan de bouwregels van artikel 8.1.2 a "windturbinepark" van het bestemmingsplan "Windmolenpark Elzenburg-De Geer".
- Tekeningen van de definitieve keuze inkoopstation
- Een onderzoek naar niet-gesprongen explosieven.
De windturbine moet na 25 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan "Windmolenpark Elzenburg- De Geer" worden verwijderd inclusief de bijbehorende voorzieningen, zoals grondplaten en hekwerken.
Ten minste 2 maanden voor de start van de bouw van de windturbines moeten de volgende gegevens worden overgelegd aan het bevoegd gezag ter goedkeuring:
a. Definitieve keuze turbinetype, inclusief technische specificaties en type certificaat;
b. een verlichtingsplan;
c. een slagschaduw onderzoek;
d. veiligheidsanalyse externe veiligheid.
Binnen 6 maanden na het beëindigen van de activiteiten binnen de inrichting dienen de windturbines, door of namens vergunninghouder op milieuhygiënisch verantwoorde wijze in overleg met het bevoegd gezag te worden verwijderd.