ECLI:NL:RVS:2019:3941
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 21 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 29 juli 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, verklaarde op 24 oktober 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. Echter, de voorzieningenrechter heeft wel geoordeeld dat de rechtbank niet correct heeft geoordeeld over de betekenis van de tatoeages van de vreemdeling. Dit aspect is eerder behandeld in eerdere uitspraken van de Afdeling, waaruit blijkt dat tatoeages niet onder alle omstandigheden bedekt kunnen worden gehouden.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 29 juli 2019 vernietigd. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.536,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 november 2019.