ECLI:NL:RVS:2021:2543

Raad van State

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
202004756/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en betekenis van tatoeages

Op 16 november 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 juli 2020 de aanvraag opnieuw afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 28 augustus 2020 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De zaak draait om de betekenis van de tatoeages van de vreemdeling en de vraag of deze onder alle omstandigheden bedekt kunnen worden. De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan over dit onderwerp, waarin is vastgesteld dat tatoeages niet altijd bedekt kunnen worden. Op basis van deze eerdere uitspraken heeft de Afdeling geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moet worden.

De Afdeling heeft het beroep alsnog gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.244,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 16 november 2021.

Uitspraak

202004756/1/V2.
Datum uitspraak: 16 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020 in zaak nr. NL20.13436 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, opnieuw afgewezen.
Bij uitspraak van 28 augustus 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De in de eerste twee grieven opgeworpen vraag over de betekenis van de tatoeages van de vreemdeling en het onder alle omstandigheden kunnen bedekken ervan, heeft de Afdeling bij uitspraken van 31 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1802 en ECLI:NL:RVS:2018:1803, en de voorzieningenrechter van de Afdeling voor specifiek deze vreemdeling bij uitspraak van 21 november 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3941, beantwoord. Uit deze uitspraken volgt dat een tatoeage niet onder alle omstandigheden bedekt kan worden gehouden. Uit de overwegingen van deze uitspraken, die hier van overeenkomstige toepassing zijn, vloeit verder voort dat het hoger beroep gegrond is en de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou moeten doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit van 2 juli 2020 vernietigen.
2.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 28 augustus 2020 in zaak nr. NL20.13436;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 2 juli 2020, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.244,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2021
802-968.