Uitspraak
Datum uitspraak: 30 september 2019
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
201803222.1/V1
201900384.1/V1
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om hoger beroep van een vreemdeling tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem toegang te verlenen tot de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) te Ter Apel. De vreemdeling, die niet rechtmatig in Nederland verblijft en lichamelijke en psychische problemen heeft, heeft op 12 augustus 2016 de toegang tot de VBL geweigerd gekregen. De staatssecretaris heeft in een besluit van 10 oktober 2017 het bezwaar van de vreemdeling tegen deze weigering gegrond verklaard, maar de rechtbank heeft het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij wordt bijgestaan door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem.
De staatssecretaris betoogt dat hij niet verplicht is om meer te bieden dan opvang in de VBL, en dat de vreemdeling zich moet wenden tot de huisarts voor medische zorg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken uiteengezet dat de staatssecretaris kan volstaan met het aanbod van verblijf in de VBL, mits de vreemdeling zich bereid verklaart mee te werken aan zijn vertrek uit Nederland. De staatssecretaris heeft in deze zaak deugdelijk gemotiveerd dat hij niet inactief of onverschillig is gebleven door het aanbod van verblijf in de VBL te handhaven.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht is om de vreemdeling meer voorzieningen te bieden dan de VBL en dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet met de huisarts in de VBL kan overleggen over zijn zorgbehoeften. De rechtbank heeft de uitspraak van 14 december 2018 vernietigd en het beroep van de vreemdeling alsnog ongegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank van 23 maart 2018 is bevestigd.