Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2024 in de zaken tussen
100 verzoekers
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Wat is het juridische kader?
Heeft het bezwaar een redelijke kans van slagen?
6Deze toegangsvoorwaarden zijn niet weersproken door de minister. De VBL is dus niet toegankelijk voor alle vreemdelingen zonder recht op verblijf in de rijksopvang, terwijl dat - behoudens enkele uitzonderingen - wel geldt voor de LVV. [7] Dat betekent dat de LVV toegankelijk is voor een ruimere groep mensen. De minister heeft dat tijdens de zitting niet gemotiveerd weersproken. Ten tweede blijkt uit de door verzoekers ingediende emailwisseling tussen de gemeente en het COA van begin december 2024, dat er ongeveer 220 bedden beschikbaar zijn en dat die op dat moment bijna allemaal bezet waren. De minister heeft tijdens de zitting niet gesteld dat dit op het moment van de zitting anders zou zijn. Er is dus nauwelijks feitelijke capaciteit, ook niet voor de verzoekers die wel aan de toegangsvoorwaarden voldoen. De minister heeft tijdens de zitting gesteld dat het creëren van extra bedden tot de mogelijkheden behoort, maar deze stelling is onvoldoende concreet en ook verder niet onderbouwd. Zo is niet duidelijk geworden om hoeveel bedden het gaat en op welke termijn dat mogelijk is. Voor wat betreft de verwijzing van de minister naar de daklozenopvang van de gemeente Utrecht geldt dat deze vorm van opvang niet onder de bevoegdheid van de minister valt. Bovendien is ook voor deze vorm van opvang onvoldoende concreet gemaakt of verzoekers daar daadwerkelijk toegang toe zullen hebben, onder meer gelet op de grote omvang van de groep, nog los van de vraag naar de specifieke behoeften van de individuele verzoekers.
Beslissing
- wijst de verzoeken toe;
- draagt de minister op om de opvang in de huidige vorm van 24-uurs opvang in de Utrechtse LVV voort te zetten waarbij in ieder geval zal worden voorzien in de meest elementaire behoeften van verzoekers (bed, bad en brood) tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 2.625,- aan proceskosten aan verzoekers.