ECLI:NL:RVS:2019:2964

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
201805843/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 9 juli 2018. De rechtbank had in die uitspraak de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 23 mei 2018 vernietigd. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat zij niet alleen bevoegd, maar ook gehouden was om een volledig en ex-nunc onderzoek te doen naar de vraag of de vreemdeling slachtoffer was van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris betoogde terecht dat de rechtbank deze overweging niet had mogen baseren op de conclusie van Advocaat-Generaal Mengozzi, aangezien deze conclusie de rechtbank niet bindt. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de zaak teruggeworpen naar de rechtbank, zodat deze de relevante jurisprudentie kan betrekken in haar beoordeling van de aanvraag.

De uitspraak is gedaan op 28 augustus 2019, waarbij de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

201805843/1/V2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 9 juli 2018 in zaak nr. NL18.9998 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2018 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 9 juli 2018 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. van Zantvoort, advocaat te 's-Hertogenbosch, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    In de eerste grief klaagt de staatssecretaris terecht dat de rechtbank onder verwijzing naar de conclusie van Advocaat-Generaal Mengozzi (hierna: A-G Mengozzi) in de zaak Alheto, ECLI:EU:C:2018:327, ten onrechte heeft overwogen dat haar ter zitting verrichte onderzoek verder gaat dan wat in de beroepsgronden expliciet naar voren is gebracht. Dit omdat zij niet alleen bevoegd, maar ook gehouden is een volledig en ex-nunc onderzoek te doen, als de vraag voorligt of de vreemdeling slachtoffer is geworden van een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM en hierdoor bij terugkeer heeft te vrezen voor wederom een schending, aldus de rechtbank.
1.1.    De staatssecretaris betoogt terecht dat de rechtbank deze overweging ten onrechte heeft doen steunen op de conclusie van A-G Mengozzi. Immers, een conclusie van een Advocaat-Generaal geeft voorlichting aan het Hof van Justitie en bindt het Hof niet.
De grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is alleen al daarom kennelijk gegrond. Wat de staatssecretaris voor het overige aanvoert, behoeft geen bespreking. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om de zaak met toepassing van artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, naar de rechtbank terug te wijzen, zodat zij in deze zaak het arrest Alheto van 25 juli 2018, ECLI:EU:C:2018:584, en de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073, over nieuwe asielmotieven kan betrekken en kan beoordelen of en, zo ja, welke gevolgen die hebben voor deze zaak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 9 juli 2018 in zaak nr. NL18.9998;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Bosma, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Bosma
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2019
572-844.