ECLI:NL:RVS:2019:2960
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 30 november 2018. De rechtbank had de aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 29 oktober 2018, waarin de aanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard, vernietigd. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag behandeld of de vreemdeling als statushouder bij terugkeer naar Bulgarije in een situatie terecht zal komen die strijdig is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In eerdere rechtspraak is vastgesteld dat de situatie in Bulgarije voor statushouders niet zo slecht is dat deze strijdig is met artikel 3 van het EVRM. De Afdeling heeft deze overwegingen ook in deze zaak toegepast, waardoor de grief van de staatssecretaris slaagde.
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris alsnog ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 28 augustus 2019.