In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 30 november 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Eritrese asielzoeker tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de asielaanvraag van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij in Bulgarije internationale bescherming geniet. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij niet daadwerkelijk toegang heeft tot de bescherming en voorzieningen in Bulgarije, en dat de staatssecretaris zich niet voldoende heeft vergewist van zijn situatie daar. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2011 Eritrea heeft verlaten en via Israël en Soedan in 2017 in Italië is geregistreerd als vreemdeling. In februari 2018 heeft hij in Bulgarije een vluchtelingenstatus gekregen, maar hij heeft Bulgarije verlaten en in juni 2018 een asielaanvraag in Nederland ingediend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, gezien de structurele tekortkomingen in het Bulgaarse asielsysteem. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten van eiser vergoedt.