ECLI:NL:RBDHA:2019:14389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag van statushouder in Bulgarije
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 december 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, een statushouder in Bulgarije, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 18 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 13 november 2019 niet-ontvankelijk was verklaard. De staatssecretaris baseerde deze beslissing op het feit dat de eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet, zoals bevestigd door de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de situatie in Bulgarije voor statushouders niet in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank volgde de eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd vastgesteld dat de omstandigheden voor statushouders in Bulgarije niet zo slecht zijn dat er sprake is van een risico op schending van de mensenrechten. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk in Bulgarije een risico loopt en dat hij voldoende mogelijkheden heeft gehad om in zijn basisbehoeften te voorzien. De rechtbank oordeelde verder dat de staatssecretaris niet gehouden was om nader onderzoek te verrichten naar de termijn voor terugname, aangezien de eiser reeds internationale bescherming geniet in Bulgarije. De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.