ECLI:NL:RBDHA:2020:14529
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard vanwege internationale bescherming in Bulgarije en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser internationale bescherming geniet in Bulgarije, waar hij sinds 31 oktober 2013 verblijft. Eiser had eerder ook aanvragen gedaan in Duitsland en België, maar deze waren niet ingewilligd. De rechtbank stelde vast dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, en dat hij niet kon onderbouwen dat hij vanwege zijn homoseksuele geaardheid slachtoffer was van mishandeling en verkrachting zonder dat hij hierover bij de Bulgaarse autoriteiten had geklaagd.
De rechtbank benadrukte dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat EU-lidstaten de verplichtingen uit het Vluchtelingenverdrag en het EVRM naleven. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat zijn rechten in Bulgarije niet geëffectueerd konden worden. De rechtbank concludeerde dat de situatie voor statushouders in Bulgarije moeilijk is, maar niet zo slecht dat er een reëel risico bestaat op een situatie die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser had in Bulgarije toegang tot huisvesting en medische zorg en had gewerkt, wat erop wijst dat hij in zijn levensonderhoud kon voorzien.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de asielaanvraag van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk was verklaard, en dat het beroep ongegrond was. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.