Uitspraak
Datum uitspraak: 26 juni 2019
BESTUURSRECHTSPRAAK
voorzitter griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Kunstenbond tegen de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de subsidieverlening aan het Metropole Orkest. De minister had op 20 september 2016 een vierjaarlijkse instellingssubsidie van € 12.177.472,00 verleend voor de periode 2017-2020. De Kunstenbond, die de belangen van de medewerkers van het Metropole Orkest behartigt, stelde dat de minister ten onrechte het bezwaar van de medewerkers niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank Amsterdam had het beroep van de Kunstenbond tegen deze beslissing ook niet-ontvankelijk verklaard. De Kunstenbond voerde aan dat de subsidieverlaging gevolgen had voor de werkgelegenheid van de medewerkers, wat een fundamenteel recht op arbeid raakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de Kunstenbond als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat de medewerkers van het Metropole Orkest door de subsidieverlaging in hun belangen worden geraakt. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de Kunstenbond gegrond. De minister moet nu een nieuw besluit nemen op het bezwaar van de Kunstenbond tegen het subsidiebesluit van 20 september 2016.