ECLI:NL:RVS:2018:3014
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 25 januari 2018 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaarde. De staatssecretaris had op 29 juni 2017 besloten om de aanvraag van de vreemdeling af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Heuvel, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 17 september 2018 behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de grieven van de vreemdeling. De eerste grief werd niet gegrond verklaard, omdat deze geen vragen opriep die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De tweede grief, die eerder in andere uitspraken was behandeld, leidde echter tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk gegrond was. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling alsnog gegrond verklaard.
De Raad van State heeft het besluit van de staatssecretaris van 29 juni 2017 vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.503,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.