ECLI:NL:RVS:2017:2063
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake invordering van verbeurde dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van Haaren
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Haaren tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het college had op 25 februari 2014 besloten tot invordering van verbeurde dwangsommen van € 62.000,00 wegens overtredingen van het bouwverbod en het gebruiksverbod met betrekking tot een paardenbak op een perceel. De rechtbank had eerder het besluit van het college vernietigd en geoordeeld dat de burgerlijke rechter bevoegd was om kennis te nemen van het geschil over de invordering van de dwangsommen, omdat de handhavingsprocedure was begonnen na 1 juli 2009.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de last om het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de paardenbak te staken, niet was opgevolgd. De rechtbank had terecht overwogen dat er geen sprake was van een verbeurde dwangsom, omdat het college niet had aangetoond dat er paarden in de paardenbak aanwezig waren of dat er sporen van recente aanwezigheid waren. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de wederpartijen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en concrete formuleringen in last onder dwangsom en dat het college moet kunnen aantonen dat de last is overtreden. De Raad van State bevestigde dat de burgerlijke rechter bevoegd is in gevallen waarin de overtreding vóór 1 juli 2009 heeft plaatsgevonden, ook al is de handhavingsprocedure na deze datum gestart.