ECLI:NL:RVS:2013:1247
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Hoekstra
- Rechtspraak.nl
Handhaving van bestuursrechtelijke voorschriften inzake paardenstal en afrastering in Helvoirt
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant A] en [appellante B] tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Haaren bevoegd was om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van een paardenstal, afrastering en lichtmasten op een perceel in Helvoirt. Het college had op 4 maart 2010 een last onder dwangsom opgelegd, waarin werd gelast om deze bouwwerken vóór 1 juli 2010 te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de weide als paardenbak in strijd was met het bestemmingsplan en dat de appellant niet kon aantonen dat er concreet zicht op legalisering was.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank had niet onderkend dat de last om de paardenstal te verwijderen, voor zover deze afhankelijk was van een omgevingsvergunning voor het slopen en een ontheffing van de Flora- en faunawet, niet rechtsgeldig was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, voor zover het college daarin had bepaald dat de uitvoering van de last diende plaats te vinden met een omgevingsvergunning en een ontheffing. De Afdeling oordeelde dat het college niet bevoegd was om deze voorwaarden aan de uitvoering van de last te verbinden. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met handhaving en de voorwaarden die aan handhaving worden gesteld. Het is van belang dat de rechten van burgers worden gerespecteerd en dat handhaving niet onterecht wordt bemoeilijkt door onredelijke voorwaarden.