ECLI:NL:RVS:2013:BY8227
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.H.C. Visser
- A. Wijker Dekker
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen ongewenstverklaring door minister voor Immigratie en Asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de minister voor Immigratie en Asiel, waarbij de vreemdeling ongewenst is verklaard. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 16 november 2011, die het verzoek om een voorlopige voorziening afwees en het beroep tegen het besluit van 22 september 2011 niet ontvankelijk verklaarde, is het onderwerp van het hoger beroep. De vreemdeling had eerder bezwaar gemaakt tegen de ongewenstverklaring en de minister had hem opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten. De Raad van State heeft op 7 januari 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht van toepassing blijft. De Raad overweegt dat er geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter, omdat deze uitspraak valt onder de uitzonderingen van artikel 47 van de Wet op de Raad van State. De Raad verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen voor zover dit gericht is tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarnaast wordt het hoger beroep voor het overige niet ontvankelijk verklaard, omdat de vreemdeling na zijn uitzetting geen contact meer heeft gehad met zijn gemachtigde en kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van de rechtsmiddelen. De Raad van State besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.