ECLI:NL:RBDHA:2021:16496
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek zonder contact met gemachtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door een eiser van Algerijnse nationaliteit. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze kennelijk ongegrond was. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar tijdens de procedure is gebleken dat hij op 22 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft zich in eerste instantie afgevraagd of eiser nog procesbelang had bij het beroep, gezien zijn vertrek. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard geen contact te hebben gehad met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt, maar meende dat eiser nog steeds procesbelang had. De rechtbank oordeelde echter dat, aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.
Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.