ECLI:NL:RBDHA:2021:16496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
NL21.5994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek zonder contact met gemachtigde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door een eiser van Algerijnse nationaliteit. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat deze kennelijk ongegrond was. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar tijdens de procedure is gebleken dat hij op 22 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft zich in eerste instantie afgevraagd of eiser nog procesbelang had bij het beroep, gezien zijn vertrek. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting verklaard geen contact te hebben gehad met eiser en niet te weten waar hij zich bevindt, maar meende dat eiser nog steeds procesbelang had. De rechtbank oordeelde echter dat, aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming.

Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5994
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. H.A. Limonard), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1990] .
2. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Het beroep is op 20 april 2021 ingesteld door eisers gemachtigde. Verweerder heeft de rechtbank op 6 mei 2021 bericht dat eiser op 22 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken.
3. Gemachtigde geeft ter zitting aan dat hij geen contact heeft gehad met eiser en niet weet waar hij zich bevindt, maar dat eiser nog wel procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. De gronden zijn immers alleen gericht tegen het opgelegde inreisverbod van twee jaar.
4. Als een asielzoeker met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, moet worden geconcludeerd dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep.1
5. De rechtbank stelt vast dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de behandeling van het door hem ingestelde beroep, nu hij met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde. Dit geldt voor de rechterlijke beoordeling van de rechtmatigheid van het gehele bestreden besluit, zowel daar waar het ziet op de verblijfsrechtelijke aspecten als op het tegen hem uitgevaardigde inreisverbod.2
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 22 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:183).
2 Zie in dit kader de uitspraken van de ABRvS van 7 januari 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BY8227) en van 15 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1612).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 mei 2021

Documentcode: [documentcode]

en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.