ECLI:NL:RVS:2013:2273

Raad van State

Datum uitspraak
4 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
201304086/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A. Hammerstein
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot weigering parkeerstrook als vergunninghoudergebied

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 19 maart 2013 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Hilversum op 26 januari 2012 had geweigerd de parkeerstrook langs de panden aan de Albertus Perkstraat 20-34 te Hilversum aan te merken als vergunninghoudergebied. Het college verklaarde op 29 juni 2012 het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk. De appellant was van mening dat zijn verzoek ten onrechte niet als een aanvraag om verlening van een parkeervergunning was aangemerkt, gezien de bijzondere status van het complex en de bijbehorende parkeerstrook.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 november 2013 ter zitting behandeld. De appellant was vertegenwoordigd door W.A. Pardon, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J.T. Vedder. De Afdeling oordeelde dat het besluit van 26 januari 2012 een besluit van algemene strekking was en geen algemeen verbindend voorschrift. De rechtbank had volgens de Afdeling ten onrechte geoordeeld dat het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk was.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, voor zover deze het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Afdeling verklaarde het beroep van de appellant gegrond en vernietigde het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum van 29 juni 2012. Tevens werd bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit van het college slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld. De Raad van State gelastte ook dat het college het door de appellant betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

201304086/1/A3.
Datum uitspraak: 4 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hilversum,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2013 in zaak nr. 12/3713 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hilversum.
Procesverloop
Bij besluit van 26 januari 2012 heeft het college geweigerd de parkeerstrook langs de panden aan de Albertus Perkstraat 20-34 te Hilversum (hierna: de parkeerstrook) aan te merken als vergunninghoudergebied.
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft het het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 19 maart 2013 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 november 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door W.A. Pardon, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.T. Vedder, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Parkeerverordening Hilversum 2007 (hierna: de Parkeerverordening) kan het college bij openbaar te maken besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door de in deze verordening vermelde vergunninghouders.
Ingevolge het tweede lid kan het college bij openbaar te maken besluit de tijdstippen vaststellen, waarop het parkeren aan de in deze verordening vermelde vergunninghouders is toegestaan.
2. Volgens de rechtbank heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat tegen de weigering een algemeen verbindend voorschrift vast te stellen, als het besluit van 26 januari 2012 is, geen bezwaar kan worden gemaakt.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank aldus heeft miskend dat zijn verzoek, gelet op de bijzondere status van het complex en de bijbehorende parkeerstrook, door het college ten onrechte niet is aangemerkt als een aanvraag om verlening van een parkeervergunning.
3.1. Het besluit van 26 januari 2012 strekt tot weigering om de parkeerstrook als vergunninghoudersgebied aan te merken. Dat is een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. De Afdeling wijst daartoe op de uitspraak van 9 juli 2003 in zaak nr. 200300058/1. In die uitspraak is met betrekking tot een vergelijkbaar besluit, genomen krachtens de Parkeerverordening Hilversum 2000, zo geoordeeld. Er is geen reden om thans anders te oordelen.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het door [appellant] bij haar ingestelde beroep daarbij ongegrond heeft verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling dat beroep gegrond verklaren. Het besluit van 29 juni 2012 zal worden vernietigd. Voorts bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen het door het college op het door [appellant] gemaakte bezwaar nieuw te nemen besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.
5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 maart 2013 in zaak nr. 12/3713, voor zover de rechtbank het beroep van [appellant] daarbij ongegrond heeft verklaard;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum van 29 juni 2012, kenmerk S 1202718;
V. bepaalt dat tegen het door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum op het door [appellant] gemaakte bezwaar nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Hilversum aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 395,00 (zegge: driehonderdvijfennegentig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. A. Hammerstein en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Vreken-Westra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2013
434-671.