ECLI:NL:RVS:2011:BT6261
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- A.W.M. Bijloos
- G. van der Wiel
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling in het kader van terugkeerprocedures
In deze zaak heeft de Raad van State op 22 september 2011 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 21 juli 2011 in bewaring genomen op basis van het gebruik van een (ver)vals(t) document, wat in beginsel grond gaf om aan te nemen dat zij de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Echter, tijdens de zitting heeft de vreemdeling onweersproken verklaard dat zij op doorreis was naar haar land van herkomst, Ghana, en dat zij vrijwillig en zo snel mogelijk terug wilde keren. Dit werd ondersteund door een verslag van een vertrekgesprek waarin zij aangaf te willen meewerken aan haar terugkeer en aanvragen had ingediend voor laissez passer en nationaliteitsverklaringen voor zichzelf en haar zoon.
De Raad van State oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, er ten tijde van het besluit tot oplegging van de maatregel geen grond was om aan te nemen dat de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. De grieven van de vreemdeling werden gegrond verklaard, en de Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De vrijheidsontnemende maatregel werd opgeheven, en de vreemdeling kreeg een schadevergoeding van € 5.065,00 toegekend, evenals een vergoeding van proceskosten van € 1.311,00 aan de minister voor Immigratie en Asiel. De uitspraak benadrukt het belang van de omstandigheden van de vreemdeling in de beoordeling van de rechtmatigheid van de vrijheidsontneming.