ECLI:NL:RVS:2011:BP5947
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.G. Sevenster
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake rechtmatig verblijf van vreemdeling op basis van gemeenschapsrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen, maar deze aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie. Na bezwaar van de vreemdeling werd het document alsnog verstrekt, maar de rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling niet ontvankelijk. De vreemdeling stelde hoger beroep in, omdat hij van mening was dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij geen procesbelang had bij de beoordeling van zijn beroep. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de vreemdeling belang had bij de vaststelling van de ingangsdatum van zijn verblijfsrecht. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris niet bevoegd was om de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf vast te stellen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestond. De beslissing over de afgifte van het document kon daarom niet betrekking hebben op de ingangsdatum van het rechtmatig verblijf. De Raad van State verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, maar vergoedde wel het griffierecht dat de vreemdeling had betaald voor de behandeling van het hoger beroep.