ECLI:NL:RVS:2008:BD8585
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Dubbele nationaliteit en aanspraken rechten aan EU-recht
In deze zaak gaat het om de vraag of de vreemdeling, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, als gemeenschapsonderdaan kan worden aangemerkt op basis van de nationaliteit van haar echtgenoot, die zowel de Nederlandse als de Spaanse nationaliteit bezit. De staatssecretaris van Justitie heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de echtgenoot van de vreemdeling als gemeenschapsonderdaan moet worden beschouwd. De staatssecretaris stelt dat de echtgenoot geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht van vrij verkeer en daarom geen aanspraken kan ontlenen aan het gemeenschapsrecht. De rechtbank had echter eerder geoordeeld dat het enkele feit dat de echtgenoot ook de Spaanse nationaliteit heeft, voldoende is voor een aanknopingspunt met het gemeenschapsrecht, waardoor de vreemdeling in beginsel aanspraken kan ontlenen aan het gemeenschapsrecht.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de grieven van de staatssecretaris falen. De Raad verwijst naar eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waarin is vastgesteld dat onderdanen van een lidstaat die legaal op het grondgebied van een andere lidstaat verblijven, aanspraken kunnen ontlenen aan het gemeenschapsrecht, ongeacht of zij ook de nationaliteit van de lidstaat van verblijf hebben. De Raad concludeert dat de staatssecretaris niet kan volhouden dat de vreemdeling geen aanspraken kan maken op basis van het gemeenschapsrecht, enkel omdat haar echtgenoot geen gebruik heeft gemaakt van het recht van vrij verkeer.
De Raad van State veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling en legt een griffierecht op. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2008.